De geschiedenis van Schellinkhout, periode 1651 - 1700.

De tijdlijn van Schellinkhout van 1651 tot en met 1700.

1651
21 februari:
De Schellinkhouter schipper Adriaen Janssen Hem laat zich inschrijven als poorter van Amsterdam.

Detail van een kaart uit 1650 of 1651 waarbij de nadruk ligt op waterstaatkundige topografie (wegen, wateringen en watermolens). De langs de Dorpsweg staande huizen zijn schetsmatig weergegeven. De Provincialeweg Hoorn-Enkhuizen bij Schellinkhout wordt "Block Dijck ofte Waghen Wech" genoemd. Bij de Meeweg staat de meelmolen reeds ingetekend en de dijk wordt gewoon "Seedijck" genoemd.

1651-1654
Door de landmeters Johannes Dou en Cornelis Lenartsz Koutter wordt een nieuwe landkaart gemaakt in opdracht van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland. De opdracht is: het uitvoeren van een zogeheten hemelsbrede meting van West-Friesland. Deze meting is nodig vanwege het "Groot Proces". Dit is een in West-Friesland (het gebied binnen de Westfriese Omringdijk) slepend juridisch geschil dat duurt van 1637-1695. Inzet van dit proces is de verdeling van de kosten van het onderhoud van de Westfriese Omringdijk. Aan de hand van de gedetailleerde kaart van het gebied kan de Hoge Raad een definitieve uitspraak doen. Omdat het een unieke (één exemplaar) landkaart betreft wordt gesproken over een "manuscriptkaart". De afmetingen van deze kaart zijn 156 bij 270 centimeter en de schaal is 1 : 17.500.
   Twee details van de manuscriptkaart.
Op deze kaart zijn aan aantal leuke zaken te zien:
-Er staan bij de molensloot twee watermolens ingetekend. Ze heten de "Ooster Blocker Molens". En ook bij de Opperweg (linksboven op de tweede afbeelding) staat een watermolen.
-De kerk staat al ingetekend;
-De Grenterweg (zie 1915) heet Zuyder Wegh;
-De Lageweg heet "Den Blockers Dijck".
-Buitendijks staan drie huizen ingetekend (ongeveer ter hoogte van de huidige -anno 2002- opgang naar het surfstrand). In één van deze drie huisjes heeft gewoond Trijn Hendricks Cloeck, alias Schouts' Trijn (zie 1603 en 1650);
-Binnensdijks, tussen de opgang naar de dijk bij De Laan en de opgang van de Meeweg staan acht huizen ingetekend;
-Aan de Meeweg staat oostelijk naast de meelmolen een gebouw(tje) en verder staat er aan de Meeweg nog slechts één opstal ingetekend en wel op de hoek Meeweg (noordzijde) en Dorpsweg. Dit is de plaats waar anno 2002 familie Willem de Boer (meubelmakerij) woont (zie onderstaande foto).
(zie verder voor molen(s) ondermeer 1575, 1604 en 1824).

     
De woning Dorpsweg 106 met de prachtige dakkapel (foto 2) is overwegend van hout in een kleur uit armoede ontstaan en gegroeid naar origineel. Voordeur en zonnerakken zijn donkergroen. De weelderig versierde dakkapel heeft invloeden van de Zaanse stijl. Op de vierde foto is de schuur, die achter de woning staat, te zien.

Op bovengenoemde kaart van de landmeters Johannes Dou en Cornelis Lenartsz Koutter (1651-1654) staat, op de viersprong Dorpsweg [de Gouw] – Provincialeweg [Blocker Dijck of Waghen Wech] – Zuiderdracht [Dracht] het woord "windas" geschreven. Dat is een oude term voor overtoom of overhaal.

Een overtoom was een installatie waarbij een schuit over land van het ene in het andere water werd getrokken. De overtoom kan worden gezien als een voorloper van de schutsluis. Een andere term is overhaal.
Een overtoom bestond vaak uit een helling met daarop balken, die met vet en/of klei ingesmeerd waren. Met behulp van een takel, opgehangen boven het hoogste punt van de overtoom, werd het schip uit het water getrokken en over de balken naar een ander water verplaatst. Op oude afbeeldingen zijn vaak de grote wielen te zien waarmee de takels werden bediend. Soms werden in plaats van balken boomstammen gebruikt, waarover het schip kon rollen. Nabij de bowlingbaan in Venhuizen is nog een dergelijke overhaal te zien. Ook daar werden vroeger de schuiten over de weg getrokken.
In Schellinkhout werden de schuiten over de weg getrokken naar den Molen Togt (de molensloot), die aan de noordzijde van den Blocker Dijck, van west naar oost parallel aan de weg, liep. Bij Wijdenes boog de Molen Togt af in noordoostelijke richting. De Blocker Dijck werd ook wel aangeduid als Block Dijck en later (zie kaart 1824) als Blokdijk.

Er was overigens omstreeks 1651-1654 ook een windas op de splitsing Opperweg – Block Dijck. Daar is ook een sluuse (sluis).
 De situatie bij de Opperweg.

Op een kaart van het Noorderkwartier uit 1745 blijkt dat de overtoom nog bestaat. Hij wordt op deze kaart ook daadwerkelijk als "overtoom" aangeduid. De overtoom bij de Opperweg is er ook nog en wel bij de banscheyding (grens van de banne of polder).
 De kaart uit 1745.

Op een kaart uit 1824 staat op de viersprong (Dorpsweg – Provincialeweg – Zuiderdracht) de tekst Flaare Boom. De tekst staat geschreven bij een rood ingekleurd pand, dat aan de zuidzijde van de weg staat. Dit gegeven (zuidzijde) is belangrijk, zoals hierna zal blijken.


Kaart uit 1824 met de tekst Flaare Boom op de viersprong.

Er volgde nader onderzoek in het Westfries Archief te Hoorn en ik vond daar met de zoekcriteria “herberg” en “Vlareboom” in het notarieel archief van Westwoud een drietal stukken. De naam van het etablissement wordt in de akten echter niet genoemd en deze herberg stond op de Blockdijck aan de Noortzijde van de Wech. En met deze weg wordt de Block Dijck bedoeld. Dat is dus in tegenspraak met de tekst op de kaart uit 1824 waar de Flaare Boom aan de zuidzijde van de weg staat ingetekend.
In bedoelde akten is sprake van de verkoop van een halve herberg aan de noordkant van de Blokdijk onder Oosterblokker. De verkoop wordt op 25 november 1662 in een akte vastgelegd bij notaris P. Jongh in het bijzijn van de verkoper Jan Pieterz. Biersteker en de koper Teunis Jansz. Groodt, herbergier op de Blockdijck. Overeengekomen wordt dat Teunis vóór mei 1664 een bedrag van f 110,- betaalt. De andere helft mag hij een jaar later betalen. Eventuele bijkomende kosten, zoals de 40ste penning zijn voor rekening van de koper. De 40ste penning is een belasting van 2½ % bij de aan- en verkoop van onroerend goed.
Twee getuigen staan garant (borg) voor Teunis voor het geval hij niet tijdig kan betalen, elcx voor de helfte van de somme van 220 gulden. Het zijn Heijndrick Jansz. Molenaar uit Hoorn en Willem Willemsz. Doncker.
Uit een akte van 13 januari 1665 blijkt dat koper Teunis Jansz. Groodt in gebreke is gebleven. Met andere woorden: Hij komt zijn betalingsverplichtingen niet na! En het ziet er ook niet naar uit, dat hij dat binnenkort wel gaat doen. De verkoper doet dan ook een beroep op de Heeren gecommitteerde raden van Holland ende West-Vrieslant om de (halve) herberg weer terug te geven aen den voornoemden vercooper.
Hoe deze kwestie is afgelopen, weet ik (nog) niet.
Zoals gezegd laat een kaart uit 1824 zien, dat de Flaare Boom aan de zuidzijde van de weg staat, terwijl de notarisakten spreken over een herberg aan de Noortzijde van de Wech. Het kan zijn dat deze herberg in de loop der tijd om voor mij onbekende redenen van de noordzijde naar de zuidzijde van de weg is verplaatst. Verplaatsingen van herbergen over een korte afstand kwamen vroeger wel vaker voor. Zo zijn de "Nadorst" in Blokker en "Bantam" in Hoogkarspel in de loop der tijd ook over korte afstand verplaatst.
Het is dus onzeker of de akten uit 1662 en 1665 ook daadwerkelijk betrekking hebben op de Flaare Boom of Vlareboom (= vlierboom). Zeker is wel dat er aan de Dorpsweg, aan de zuidzijde van de Blokdijk, een pand heeft gestaan met de naam Flaare Boom.

 
Schuitenoverhaal aan de Westerbuurt in Venhuizen (foto's 1923 en 1940).

1652
Er heeft een wisseling van eigendom van de herberg plaatsgevonden. Als oude waard wordt vermeld Adriaan Claasz (zie 1656).

Dirk Claasz. Wever heeft een geschil over de betaling van arbeidsloon met de uit Twente afkomstige IJsbrant Hendriksz. Naar zijn naam te oordelen is er dus al een wever op het dorp. Op de Recht dagh XXIe Augustus woont deze Dirk tot Schellinckhout in de Stheenen Kamer (zie 1603).

1654
Er komt een algemene wet voor heel Holland en West-Friesland: alleen gereformeerden mogen nog openbare functies bekleden (zie 1572).

In het keurboek wordt een bepaling opgenomen waarin wordt vastgesteld dat voor het onderhoud van de armen der stede Schellinkhout van alle vaste goederen, die bij openbare veiling worden verkocht, 12 stuivers en 8 penningen van iedere 100 gulden moet worden betaald. Tevens wordt bepaald dat men bij het houden van een boelhuis van koeien of van andere roerende en onroerende goederen geen schrijver of veilder van buiten mag laten komen. De secretaris moet als schrijver optreden en hij benoemt ook de veilder. Deze bepaling geldt niet voor bedragen van f 15,- of minder.

1655
Uit een gerechtelijke akte gedateerd 8 juli 1655 weten we waar het huis van Pieter Jansz van Schellinckhout en Trijn Hendricks Cloeck (alias Schouts Trijn) heeft gestaan. Op deze datum begeeft ene Huijbert Gerritsz zich naar de schepenen met de mededeling dat hij een stuk uijterdijcks lant, gelegen in de kerckeuijterdijck bezit. Hij kan er echter niet komen zonder zich over andermans land te begeven en verzoekt de schepenen hem een overweg te wijzen om zijn land en de daarop staande beesten te kunnen verzorgen. Daarmee volgt hij de voorgeschreven weg om "recht van overpad" te verkrijgen en vast te laten leggen. Het besluit van de schepenen is aldus:
dat hij suppliant zijn not hoij ende andere behoeftige dingen zal halen ende brengen tusschen Schoutes Trijns ende Duijfgen Meijnderts huijsen deur, ende voort over Trijns lantge, tot op ende zijn lantgen. (zie 1605, 1650 en 1652).
Opvallend is dat de naam van Trijn's echtgenoot niet wordt genoemd, hetgeen zou kunnen betekenen dat Pieter Jansz op 8 juli 1655 al is overleden.

In het gewest heerst in dit jaar en het volgende jaar een pestepidemie.

Het dorp heeft een eigen doopsgezinde gemeente. Pieter Claesz. is leeraer van de menniste gemeente. Mennisten, volgelingen van Menno Simonsz., is een andere naam voor de doopsgezinden.

Uit het schepentrouwboek blijkt dat de doopsgezinde molenaar Aris Jansz., de zoon van mulder (molenaar) Jan Arisz., in het huwelijk treedt.

Schipper Jacob Pietersz. Kloeck vaart met zijn schip De Meermin (200 ton) de route Amsterdam - Kalmar - Amsterdam.

De bezaaide landen beslaan een oppervlakte van ruim 50 morgens (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m.).

1656
Als "Waart ende Backer" wordt genoemd Claas Marcusz. Deze jongeman uit Oost-Friesland is in 1647 getrouwd met Geert Sijmons Roos van Schellinkhout.

Akte van 1 juni: Dirck Gherbrantsz. en Claes Jansz. Backer, schepenen van Schellinchoudt, oorkonden dat Cornelis Cornelisz. Berckhoudt 410 guldens schuldig is aan Dirck Elberts. uit Hoorn, vanwege de aankoop van een stuk zaailand in het oostelijk gedeelte van Schellinchoudt. Bepaald wordt dat het bedrag in twee termijnen zal worden betaald. Met dorsale (= op de achterkant) aantekening dat op 13 juni 1657 de gehele koopsom is voldaan.

1657
Burgemeesters Pieter Claesz. Steenhuijs en Jan Meijndertsz. verklaren zich borg te stellen voor de pacht van het schoutambt door Jacob Jansz. Groot, voor de tijd van drie jaar.

1657-1692
Jacob Jansz. Groot is schout tot zijn dood op 22 november 1692. Jacob Groot is tevens vendu- of boelhuismeester. Dat wil zeggen: hij administreert en krijgt daarvoor de nodige procenten. Hij is begraven is de Martinuskerk. Hieronder een foto van zijn grafsteen met de tekst:
Hier is Begraven
Jacob Groot Schout
van Schellinkhout
is gerust den 22 no
vember Anno 1692
Ick heb gelopen ick
LEGH IN RUST
Ick laatse lopen die
LOPEN LUST


1658
De burgemeesters Pieter Segersz. en Pieter Jorisz. zamelen geld in om Joris Pietersz., die bij de Bramsluis aan de Blokdijk woont, los te kopen, die in Turkije in slavernij is geraakt. Van dit losgeld blijft nog 53.15,- (respectievelijk guldens, stuivers, penningen) over. Van dit bedrag wordt in hetzelfde jaar nog eens 26 gulden bestemd als aandeel in het losgeld voor Claas Sijmonsz. Op 10 december krijgt Trijn Jans Haan toestemming om de resterende gelden te besteden voor het loskopen van haar man.

1659
De kerkmeesters moeten f 550,- lenen om het achterstallige traktement van dominee Meijndert Hendriksz. Mina te kunnen betalen. Deze dominee is inmiddels naar Bergen vertrokken.

De vroedvrouw, ook wel vroemoer of vroemer genoemd, heet Nammen IJsbrands. Zij wordt aangesteld en betaald door de vroedschap.

1660
De besturen van de steden Amsterdam, Purmerend, Monnickendam, Edam, Hoorn en Enkhuizen en het bestuur van de Staten van Holland en West-Friesland besluiten om een stelsel van trekvaarten tussen de steden aan te leggen. Deze trekvaarten worden gegraven, maar de trekvaart tussen Hoorn en Enkhuizen heeft echter nooit bestaan. De grondeigenaren uiten hun bezwaren als ze vernemen dat er een trekvaart met jaagpad zal worden aangelegd (zie 1668).

Barent Jansz. Hauwert (de latere burgemeester) wordt geboren. Zijn vader mr. Jan Barentsz. (ook genoemd mr. Jan Claasz.) is de plaatselijke chirurgijn. Zijn moeder heet: Meinouw Everts.

De secretaris en bode Hendrik Jansz. Coop wordt wegens slecht gedrag uit het land verbannen. De taak van de secretaris is het schrijven van brieven, het maken van aantekeningen tijdens vergaderingen en het bezorgen van brieven bij mensen. Hij vergezelt de burgemeester vaak bij belangrijke onderhandelingen. Hij moet de schrijfkunst goed machtig zijn.
Coop (ook wel: Koop) wordt opgevolgd door Seger Pietersz. Boer, die later zijn naam op z'n Latijns gaat schrijven: Seger Pietersz. Agricola.

De schotvanger (inner van de belasting) Jan Cornelisz. Snijder overlijdt. Hij is ook kleermaker (snijder) en heet eigenlijk Jan Cornelisz. Boetis. Het blijkt dat hij de achterstallige verponding van 1658 niet heeft afgedragen: 1870.13.12 respectievelijk guldens, stuivers, penningen.
Er wordt beslag gelegd op de bezittingen van Jan Snijder. De opvolger van Jan Snijder wordt: Jan Meindertsz. Coster. Hij moet al zijn bezittingen als onderpand stellen.

Schipper Jacob Pietersz. Kloeck vaart met zijn schip De Meermin (200 ton) de route Amsterdam - Setubal - Rotterdam.

Het avondmaal, dat voor 19 december in de kerk is vastgesteld, moet worden uitgesteld vanwege noodweer.

Omstreeks 1660 wordt Pieter Jansz Koster in Oosterleek geboren als zoon van Jan Reilofsz, koster en schoolmeester aldaar. Van 1692 tot en met 1713 treffen we zijn naam vele malen aan als stuurman, steeds met schippers uit zijn omgeving, meestal zelfs uit Schellinkhout. Zijn omgeving bestaat voor een belangrijk deel uit zeevarenden. Zijn oom Claas Reilofsz Groot vaart als timmerman, zijn beide broers Dirk Jansz Koopman en Pieter Jansz Landman, beiden woonachtig in Oosterleek, zijn jarenlang stuurman. Laatstgenoemde erft van "oom Claas Reilofsz Groot" de wollen kleren en zijn "varende kist". Onze Pieter huwt drie maal, eerst met Anna Pieters Dekker, die in het kraambed sterft, de tweede maal met Stijn Claas en tenslotte met een weduwe uit Wijdenes, Marij Claas Bruijn. Stijn Claas is een dochter van de Schellinkhouter schipper Claas Arisz Koster en een zuster van schipper Pieter Claasz Koster, met wie Pieter Jansz zeker één reis als stuurman maakt. In 1704 koopt hij van oud-schipper Pieter Claasz Smit een huis met 91 roeden erf voor f 650. Deze koop duidt op welstand. Slechts weinig huizen gaan voor een hoger bedrag van de hand. Van nevenactiviteiten blijkt niets. Kennelijk kan Pieter als stuurman in zijn onderhoud voorzien. Daarnaast erft hij van zijn ouders en van zijn ongehuwde oom Claas Reilofsz Groot. Toch kan niet meer dan een "redelijke welstand" worden verondersteld. Als in 1709 een zoon overlijdt, hoeft Pieter Jansz Koster geen impost te betalen, hetgeen betekent dat zijn vermogen bijna nihil is. Pieter Jansz Koster overlijdt in Schellinkhout tussen 1717 en 1721. In het impostregister is echter geen aantekening te vinden, zodat zijn vermogenspositie een vraagteken blijft.

1661
Akte van 8 januari: De burgemeesters van Schellinckhout komen overeen met Edel Onnen, lakenkoopman uit Hoorn, dat eerstgenoemden naar believen de nagelaten goederen van Jan Boetis, alias Jan Snijder, mogen verkopen.

Akte van 4 februari: Burgemeesters Jan Melisz. en Jan Meijndertsz. Coster verklaren 1870 guldens, 13 stuivers en 12 penningen te hebben verhaald op de nagelaten goederen van Jan Cornelisz. Boetis, alias Jan Snijder, en dat zij afzien van enig verder verhaal. Edel Onnen verklaart als schuldeiser geen rechten te zullen pretenderen op de reeds verkochte goederen.

1662
Van een viertal personen wordt in totaal 900 gulden geleend "tot timmeringhe ofte verstellinge van de kerk". Met andere woorden: de kerk wordt gerestaureerd. In verband met het timmeren aan de kerk kan het avondmaal geen doorgang vinden.

Er wordt een bepaling in het keurboek opgenomen, die het koek houwen, snijden of kappen tijdens de jaarmarkt verbiedt (zie 1734). Ook mag men niet op de jaarmarkt (kermis) staan met "draai- of dobbelspul, of riemsteken of enig ander toverspul".

1663
Er wordt nog steeds getimmerd aan de kerk en ook in dit jaar kan het avondmaal geen doorgang vinden.

De latere onderwijzer Pieter Jansz. Coop woont al in het dorp (zie 1671). Zijn zuster heet Aaltje Jans en zij wordt in dit jaar als lidmaat aangenomen.

1665
Pieter Claasz. Smit is schipper en "leraar" in de doopsgezinde leer. Hij is vader van tenminste drie zoons, die ook schipper worden.

1667
Pastoor Johan Johansz. overlijdt op 24 november.

1668
Vanaf dit jaar worden de resoluties van de vroedschap opgeschreven, nadat "opt versoeck van burgemeesteren bij schepenen verstaen ende geordineert (is), dat Heeren burgemeesteren een goet en bequaem boeck willen koopen waarin men alle resolutiën van vroetschappen alhier sullen registreren en aenteijkenen als wanneer de vroetschap om iet wes verdaghvaert werden".

In mei verschijnt Sijert Maertsz voor de schepenen van Schellinckhout. Hij overlegt een "kustingh brief" (soort schuldbekentenis) groot ses hondert vijftich karolis guldens sol grooten vlaems het stuck. Sijert heeft voor dit bedrag het huis en het land gekocht van Trijn Hendricks Cloeck (alias Schouts Trijn) en zal dat in drie jaarlijkse termijnen betalen aan Pieter Jansz Twisck en schipper Dirck Pietersz Dick, die optreden namens de "gemene crediteuren" van wijlen Trijn Hendricks Cloeck (alias Schouts Trijn). Het betreft:
.....zaken van koop en leverantie van een huijs, erff en uijterdijcks lant tesamen groot vijffentseventich roeden doch zoo groot en kleijn als 't selve staet en leijt buijten dijcks tot Schellinckhout, laest toe behoort hebbende den voorsegde Schouts Trijn....
Diezelfde dag in mei geven Pieter Jansz Twisck en schipper Dirck Pietersz Dick ten overstaan van de schepenen te kennen Trijn's huis, erf en land te hebben overgedragen aan Sijert Maertsz en daarvoor naar tevredenheid betaald te zijn. Zij handelen hiermee in opdracht van "de gemene crediteuren van wijlen Trijn Heijndricks, alias Schouts Trijn".
De roede is in die tijd variabel. Om te weten hoeveel vierkante meter oppervlakte het huis en het land in totaal zijn, nemen we het gemiddelde van de Enkhuizer en de Hoornse roede, respectievelijk 15,30 en 15,64 vierkante meter = 15,47 vierkante meter. Het totale oppervlak van Trijns' land is dan 75 x 15,46 = 1160,25 vierkante meter.
(zie 1650, 1652, 1655 en 1665).

De koster dicht voortaan de graven in plaats van de begravende familie.

Er wordt besloten om geen trekvaart te graven tussen Hoorn en Enkhuizen (zie 1660), maar om een straatweg aan te leggen door de "Streek". De weg van wordt beklinkerd met meer dan 8 miljoen grauwe moppen op zijn kant. Aan beide zijden van de weg worden bomen geplant. In 1671 is de klinkerweg, de Zesstedenweg, gereed. Er hoeft geen tol voor het gebruik te worden betaald. Over de weg wordt een wagendienst voor reizigers en hun handbagage ingesteld.

Akte van 20 juni: Pieter Claasz. Steenhuijs en Jan Claasz. Backer, schepenen van Schellinchout, oorkonden dat Maarten Pietersz. Langarm een stuk grond heeft verkocht aan Cornelis Cornelisz. Berckhoudt. De koopsom zal worden voldaan in termijnen, zoals geregeld bij akte van hypotheekstelling.

Akte van 20 juni: Pieter Claasz. Steenhuijs en Jan Claasz. Backer, schepenen van Schellinchout, oorkonden dat Cornelis Cornelisz. Berckhoudt uit Schellinchout 2062 guldens en 10 stuivers schuldig is aan Maarten Pietersz. Langarm, vanwege de aankoop van een stuk grasland. Bepaald wordt, dat de koopsom zal worden voldaan in drie termijnen. Met dorsale (= op de achterkant) aantekening dat de eerste termijnbetaling op die dag is voldaan.

1669
De vroedschap besluit om al het kerke- of armenland, dat buitendijks is gelegen, te abandonneren (verlaten), omdat de te betalen lasten hoger zijn geworden dan de huuropbrengsten. Een jaar later wordt dit besluit weer terug gedraaid, omdat de hogere overheid het land nog niet in eigendom heeft aanvaard.

1670
Reijer de Boer (de latere burgemeester) wordt geboren.
Hij wordt door dominee Johannes Martsz. gedoopt.

Muizenplaag.

1671
De oudst bekende schoolmeester heet Pieter Jansz. Coop. Hij woont in Schellinkhout en de school is in het westelijk deel van de kerk gevestigd.

1672
De graven worden vanaf nu gedolven door de doodgraver der stede in plaats van door de familie. Het luiden van de kerkklok mag pas beginnen als de dode op het kerkhof is. Niemand mag tijdens de begrafenis bij de scholieren komen, die in het westelijk deel van de kerk les krijgen.

1673
Barent Jansz. Hauwert wordt toegelaten op de Latijnse school te Hoorn en volgt later zijn vader als chirurgijn op.

Schellinkhout vormt een eigen rechtsgebied met een eigen gerecht, gaarder (inner van belasting op het trouwen en begraven, die in de periode 1695 - 1805 wordt geheven) en gequalificeerde (secretaris). In Westfriesland en dus ook in Schellinkhout worden de funkties van gaarder en gequalificeerde veelal door één persoon vervuld, namelijk de secretaris.

22 april:
Uit: Oprechte Haerlemse Courant.
De Achtbare Heeren Schout, Burgermeesters en Schepenen der Stede Schellinckhout, afgeschaft hebbende de Jaerlijckse Jaer-Marckt, die in de Somer omtrent Odolph plagh te werden gehouden, maecken mits desen een yder bekent, dat niemant met eenige Coopmanschappen sal hebben te verschijnen binnen haer voorseyde Plaets, voor en al-eer daer toe by uytschryvingh weder versoeck wert gedaen, gelijck sulckx als nu werdt afgeschreven, op de verbeurte volgens de Keure.

1674
28 mei: De "Crabbeweid", een perceel land groot 1672 roeden, wordt door Sr. Hercules Schatter voor 5000 gulden verkocht aan Jonker Hendrik van Alkemade, heer van Berkenrede (zie 1477).
De "Crabbeweid" wordt ook wel "Botterweyde" genoemd.

1675
De tweede Allerheiligenvloed (zie 1170).
Grote overstroming omdat bijna langs de hele Zuiderzeekust de dijken doorbreken. Het water wierd door de Noordweste wind soo opgedreven dat bykans alle Dijken overstroomt of doorbroken wierden. Achter Widernesse slaat het onbeboschte land tot aan den rand van het Schellinc-woud weg en verdwijnt in de zee.
Drechterland en de Vier Noorderkoggen staan onder het zoute water. De zware storm heeft een stuk wierdijk weggerukt ten noorden van Schardam. Ook de binnendijk, de Zwaagdijk, breekt door. Veel mensen en dieren verdrinken. Als het dijkgat na enkele weken is gedicht, volgt er een nieuwe storm van 4 tot 6 december. De pas herstelde dijk begeeft het weer, evenals de binnendijken de Zwaagdijk en de Oudendijk. West-Friesland staat tot Enkhuizen toe onder water. Pas in 1676 kan het gat in de zeedijk bij Schardam worden gedicht en kunnen de molens beginnen te draaien om het water weg te malen.
In een Lijste van de dorpen en derselver morgentalen, dewelcke vermits den doorbraeck van den Westvriesen Zeedijck in den Jaere 1675, omtrent den Oudendijk, mitsgaders Catwoude en Assendelft ingebroken, sijn geinundeert geworden onder Hoorn: Schellinckhout 673 morgen en 182 roeden.
De verdronken oppervlakte is hier uitgedrukt in Drechterlandse morgens van 600 roeden; 1 morgen = 9226 vierkante meter.
In Zeeland verdrinken 3000 mensen. Bij Muiden is de dijk op 13 plaatsen doorgebroken. De schade in Brabant, Vlaenderen, Hollandt, Zeelandt, Frieslandt en Emderlandt was onwaerdeerlik. In onse Landt-streeck brack de Noorderdijck by Medenblick door, dies al het landt niet anders en was dan een open Zee, waer in de Schuyten heen en weer voeren waer se wilden. Vele dreven op horden, placken, deuren en balken, tot datse of verlost of door de koude verstijft of door het water verflenst wierden. De elende en benautheyt was so groot dat de mensen met veel gejammer malkander toeriepen: Och, dit is een tweede Zuntvloet!
De tweede Allerheiligenvloed kost meer dan 100.000 mensen het leven.
Kroniek:
dinsdag 1 november:
De Lught was vol gedruys, de Zee gaf een ontstelt geluyt en de Wint uyt den Noord-westen begon tegen den avond heftigh te waeyen, vermengt met Donder, Blixem en Hagel, doorgaens voorboden van week en ongestaedgh weder.
woensdag 2 november: De wind gaat wat liggen.
donderdag 3 november:
Op den derden dagh begon de windt sigh weder te verheffen en hield dien ganschen naght aen.
vrijdag 4 november:
De windt nam soo seer toe, dat onsen Boesem tot overloopens toe wierde vervult en onse Dijcken het niet langer konden ontstaen. Verscheijdene Dijcken in Frieslandt braken door.
Tussen Muiden en Naarden breekt de dijk door en het achterliggende land komt onder water te staan.
Tusschen Amsterdam en Haerlem was de aenperssinghe soo groot dat ter halver wegh een gat wierde gemaekt van tusschen de dertigh en veertigh voeten breedt en drieendertigh voeten diep en so wast op andere plaetsen na'advenant.
zaterdag 5 november:
Belangende ons Quartier: Daer was des naghys tusschen den vierden en den vijfden een groote opschuddinge in het Noorderlandt, dewijl de Noorder-dijk in het uyterste gevaer was. Daer was een plaets alwaer al de wier in Zee was gestort en de aerde so afgeschoven dat de Dijk een weingh meerder als een Roede breedt was en dien volgens niet bequam om de kraght van 't Water tegen te staen.
Als de wind iets naar het zuiden draait waant men zich veiliger en gaat op bed, want nu is de Wint van den Wester-dijk af en dienvolgens een Opper-wal.
Desalnietemin gaan twee mannen de Westerdijk nog inspecteren en ze ontdekken tusschen Scharwoud, anders genaemt het Swarte Kerckje en den Oudendijk een dijkdoorbraak. Het gewroet der Muysen had oock veel quats gedaen.
Het binnenstromende water bereikt al snel Hoorn en Medemblik. Intussen is men bezig om Keern en Swaegdijk te verhogen in een poging om de streek tussen Hoorn en Enkhuizen, van outs en nogh Drechter-land genaemt, tegen het wassende water te beschermen. De werkzaamheden verlopen aanvankelijk wat rommelig, maar daer na wierde op alle seaken goede orde gestelt. Om de beurt moeten de mannen op de dijk waken en de vrouwen zorgen voor brood, kaas en bier.
Dit alles gingh redelik wel, soo dat men hoopte de voornoemde Landstreek vry van 't Water te houden, Welcke hope daeghliks vermeerderde, om datse met alle vlijt besigh waren de Breuk in de Zeedijk te heelen en het gat te stoppen, waertoe wint en weder haer seer wel diende. Maar de omstandigheden slaan om. Bij springtij begint het weer te stormen waer door het begonnen en by na voltrokken werck meest altemael wegh spoelde en het Water in het Land hooger vloeijde als het oyt te vooren was geweest. Dan quam 'er tydingh: Keern begint door te breeken. Dan een ander: men kan de Swaegdijk niet langer houden. Onze Burgers waren nauwliks van den arbeyt t'Huys gekomen of sy wierden weder gelast uyt te trekken en op het gevaer te passen. Men hoorde by Dagh en by Naght by na niet anders dan het geklep der Klocken en het slaen der Trommelen. Het werk aan de dijk wordt hervat en eind november is het gat gedicht. Twee Kettingen Palen waren d'er geslagen, met dwersbalken aan malkander vastgegordt, met Wier gevult op de breete van ontrent twaelf voeten.
zondag 4 december:
Men daghte dat het alles wel besorght was, waerom dan ook de Heere op den vierden December, synde den ordinairen Bede Dagh, van ons voor sijn groote goedheyt is gedanckt. 's Middags trekt de wind echter weer aan. Door de springvloed wordt het water hoog opgestuwd, zodanig dat versche en onbestorven werck sulken aanperssingen niet verdragen, maer wierde ten deele gebroken, ten deele uyt de gront opgelight en met de sterke stroom weghgedreven.
dinsdag 6 december:
Het weer blijft onstuimig ende was de aenperssinge van het Water soo sterk en aendringende dat het op de Swaegdijk niet langer konde gekeert worden, maer eyndelik in deselve op de hooghte van het Oost-eynde van Swaagh een merkelike openinge maeckte waar door het water als van een Bergh in Dregter-lant nederstorte. Het nieu gemaekte werk, schielik en metter haest gemaeckt, was soo light en smal en onsterk dat het dien sterken en gedurigen aenloop van het Water niet kon dragen nog tegen staen. Onmiddellijk wordt weer alles in het werk gesteld om dit gat te dichten en dat lukt bijna, doch ten duurde niet langh of het stroomde alles wegh.
zaterdag 10 december:
Het werk wierd wederom hervat, in weynigh dagen gesloten en het Paelwerk met Zeylen behangen om het Water daerop te doen spelen, gelijk men aan de groote Dijk gewoon is te doen.
vrijdag 16 december:
Doch dit duurde niet meer dan drie dagen, als wanneer de Windt sterck opwayende en het Water met kraght aandryvende dat nieu-gemaekte werck de swaerte van het Water niet kon verdragen, maer omtuymelde en wegh-spoelde, waerdoor de openingh van de gebroken Dijck en grooter en dieper wierd.
maandag 19 december:
Doe wierd geheel Dreghter-landt tot een poel gemaekt, de Dorpen en Landerijen overstroomt ende onse schoone Thuijnen en Lust-hoven onder Water geset. Van die tyt af is onse gantsche Lantstreek van Enckhuysen af tot Buyksloot toe en verder niet anders dan een openbare Zee geweest. Wat dunckt u is dat niet een Verwoestinge? De Aerde tot een Zee te maeken is dat niet een Verwoestinge op aerden aen te regten? Ja het is seker dat den Oorlogh tot nogh toe nergens na ons soo veel schade heeft gedaen en misschien ook niet sal doen als deze Water-vloedt.

1675 ca.
Jan Jansz. is de dorpsmolenaar van de meelmolen.

22 januari 1676
De Dijk-breuk is geheelt en gesloten, hetgeen mede te danken is aan de zachte winter. De Oostenwindt maekte tot verwonderingh van yeder een de Zee soo droogh en het water soo laegh, datse gereet lagh om het binnen-water door de Sluysen in haren schoot te ontvangen.

1676
Militaire zaken: Pieter Klaasz. en Pieter Frederiksz. krijgen een vergoeding van de ontvanger-generaal voor verrichte wagendiensten.

1677
De diakonie geeft 37 gulden uit ten behoeve van gevangen slaven uit andere dorpen.

1678
Muizenplaag.

1679
Het avondmaal van 5 februari wordt uitgesteld vanwege de vorst en de harde oostenwind.

Jan Pietersz Tasman verdrinkt tijdens een zeereis in de buurt van Riga. Op zijn grafsteen in de kloostergang om de Domkerk in Riga staat geschreven:
Hier Leyt Begraven Jan Pietersz Tasman van Scellinchovt. Is in den Heere Gerust den 3-novemb anno 1679.
Jan Pietersz Tasman is een oom van Jan Cornelisz Tasman. Nadat Jan Pietersz Tasman is overleden in Riga, vaart zijn schip onder commando van de dan 19-jarige Jan Cornelisz Tasman huiswaarts (zie 1681-1720 nr. 134).

1680
Familie Tasman woont in het dorp. Vier broers Tasman zijn schipper en een zus van hen is getrouwd met een schipper.

Tot dit jaar is de bevolking van West-Friesland gegroeid, maar vanaf dit jaar neemt het aantal inwoners sterk af. Het gaat economisch slecht.

1681
Er heerst weer een muizenplaag.

Pieter Dirksz. Hem is burgemeester.

Deze munt uit 1681 met opschrift "FRISIA" heb ik in 1984 gevonden in de achtertuin van onze woning, Dorpsweg 72.

1681-1720
De sociale en economische positie van schippers in het West-Friese dorp Schellinkhout in de periode 1681-1720.
Omstreeks het jaar 1700 is ongeveer eenderde van de beroepsbevolking van het dorp zeevarend.
In de periode 1681-1720 zijn er 47 in het dorp woonachtige schippers en/of commandeurs (gezagvoerders van schepen), die bijna heel Europa bevaren. 42 van hen zijn in het dorp geboren en de vijf andere zijn in een dorp in de omgeving geboren. Van de 47 schippers worden 7 personen aangesproken als commandeur, omdat zij zich in de periode 1681-1690 met de walvisvaart bezig houden. Als thuishaven kan men Hoorn beschouwen. Vrijwel alle reders van de Schellinkhouter schippers zijn uit Hoorn afkomstig. 35 van de 47 schippers blijven ook in Schellinkhout wonen tijdens de uitoefening van hun beroep. Zeven schippers verhuizen naar een ander dorp binnen West-Friesland. Van de overige vijf zijn in dit verband geen gegevens bekend. Geen van hen verhuist naar Hoorn!
35 van de 47 schippers zijn Hervormd, van wie in ieder geval twee uit een oorspronkelijk doopsgezinde familie komen. Vijf schippers zijn doopsgezind. Van de overige schippers kan de godsdienst niet (meer) worden achterhaald.
Van 33 van de 47 schippers oefent óf de vader, óf één of meer broers/zwagers of één of meer (schoon-)zoons hetzelfde beroep uit. Van de andere 10 is er één van wie een zoon stuurman is, die later aan wal de funktie secretaris der stede Schellinkhout prefereert, terwijl twee schippers familieleden in lagere rangen hebben. Drie of meer schippersgeneraties in één familie is in Schellinkhout geen uitzondering. De families Boetes (ook wel: Boetis) en Tasman zijn daarvan goede voorbeelden. Pieter Jansz. Boetes heeft een grootvader en oom, die schipper zijn (respectievelijk Cornelis Pietersz Boetes en Dirck Cornelisz Boetes). Zijn broer Cornelis is ook zeevarend en zijn zuster Im is gehuwd met schipper Pieter Claasz Oudestam.
Van de familie Tasman zijn vier broers, Wigger, Cornelis, Reijer en Jan, in de periode 1650-1690, schipper. Hun zus Trijntje is gehuwd met schipper Cornelis Cornelisz Admiraal. Drie zoons van Cornelis worden ook schipper.
Schippers zijn langere tijd van huis en zijn dus niet de meest aangewezen kandidaten voor funkties in het dorps- of kerkbestuur. Dat geldt echter niet voor de vroedschap, omdat hier alleen de mate van welstand als kriterium wordt gehanteerd (zie 1562, 1668 en 1795). Op oudejaarsdag overhandigen de beide burgemeesters de lijst met de 32 rijksten (zij, die het hoogst in het schotboek genoteerd staan) aan de schout. Deze 32 personen vormen de vroedschap. In de jaren 1684 t/m 1709 maken zeker 6 of 7 (oud) schippers deel uit van de vroedschap. Daarna neemt hun aantal af, omdat ook het aantal schippers, al vanaf 1705, sterk daalt. In totaal behoren in ieder geval 15 van de 47 schippers tussen 1680 en 1720 tot de vroedschap. Zeventien schippers zijn zeker nooit lid geweest van de vroedschap en van de resterende 14 schippers is het mogelijk dat zij lid zijn geweest van de vroedschap. Met de nodige voorzichtigheid kan worden gesteld dat ongeveer de helft van de schippers tot de vroedschap heeft behoord. De invloed van de schippers in de vroedschap is niet zodanig dat er bij het vaststellen van de vergaderdata rekening wordt gehouden met de aan- of afwezigheid van de schippers en stemmen bij volmacht is in Schellinkhout niet mogelijk.
Een ander gegeven waaruit de welstand blijkt, is de bij huwelijk of begraven betaalde impost. Er zijn vijf klassen: fl. 30.-.- (in Schellinkhout nauwelijks voorkomend), fl. 15.-.-, fl. 6.-.-, fl. 3.-.- en pro deo. De impost op het trouwen en begraven wordt in het dorp voor het eerst in 1695 geheven, maar het impostregister van Schellinkhout begint echter pas in 1709. Om deze reden komen er tussen 1709-1720 slechts 12 schippers in het register voor. Drie van hen betalen fl. 6.-.- (25%) en negen betalen fl. 3.-.- (75%). Ter vergelijking: Van alle impostbetalingen te Schellinkhout in de periode 1709 t/m 1720 zijn er 12 in de klasse van fl. 6.-.- (4%), 151 in de klasse van fl. 3.-.- (48%) en 149 in de klasse van pro deo (48%). De schippers behoren dus ongetwijfeld tot de meest welvarende inwoners.
Van 1707 - 1716 vaart Jacob Jansz Paap als hoogbootsman en stuurman. Hij koopt 265 roeden tuin met aalbessen voor f 265,-. Jan Jansz Schuit betaalt voor 300 roeden tuin hetzelfde bedrag.
In het " Stoelboeck van de heerenweg" (zie 1707) worden alle eigenaren van landerijen, akkers en erven vermeld in verband met het onderhoud van onder andere de dorpswegen. Er worden in het "Stoelboeck van de heerenweg" 7 schippers en 7 oud-schippers genoemd. Deze 14 (oud-)schippers bezitten in totaal 34,5 morgen grond van de in totaal 650 morgen, die Schellinkhout groot is. Veel land bezitten de schippers dus niet, temeer daar één oud-schipper (Wigger Tasman) al 12,5 van deze 34,5 morgen bezit. Daarbij moet worden opgemerkt dat ongeveer de helft van de Schellinkhouter landerijen eigendom is van personen of instellingen van buiten het dorp.
Na 1720 brengt zeeman Germent Pietersz Krimpen het tot burgemeester. In 1703 heeft hij als matroos gevaren en in 1717 verzoekt hij te worden ontslagen van een voogdijschap "seggende op de vaert te gaen". Zijn bestuurlijke loopbaan neemt vrijwel zeker pas een aanvang nadat hij als zeevarende is gestopt.
Overzicht van schippers van Schellinkhout 1680 t/m 1720.
Achtereenvolgens worden genoemd:
De naam van de schipper, het geboorte- en overlijdensjaar, de jaren waarin de betreffende persoon als schipper voorkomt en de Godsdienst.
1. Cornelis Cornelisz Admiraal (alias Tas), ? - 1714, 1682 - 1706, Hervormd;
2. Jan Barendsz, ? - 1690, 1682 - 1689, Hervormd;
3. Claas Jansz Berk, 1632 - 1703, 1679 - 1698, Hervormd;
4. Cornelis Claasz Berk, 1663 - 1743, 1694 - 1708, Hervormd;
5. Dirck Claasz Berk, 1674 - ca. 1715, 1699 - 1715, Hervormd;
6. Maarten Jansz Bestevaar, ? - 1709, 1679 - 1695, Hervormd;
7. Pieter Jansz Boetes, ? - 1691, 1680 - 1691, onbekend;
8. Floris Pietersz Butterhoek, 1651 - 1706, 1687 - 1706, Hervormd;
9. Pieter Florisz Butterhoek, 1684 - ?, 1707, Hervormd;
10. Claas Claasz Buijtendijck, ? - 1688, 1681, Hervormd;
11. Cornelis Pietersz Buijtendijck, 1674 - ?, 1698 - 1705, Hervormd;
12. Claas Arisz Coster, ? - voor 1692, 1674 - 1686, Doopsgezind;
13. Pieter Claasz Coster, ? - 1705, 1694 - 1705, Hervormd;
14. Pieter Germentsz, ? - 1682, 1680 - 1682, Hervormd;
15. Jan Hendriksz Graaf, 1651 - 1689, 1689 - 1705, Hervormd;
16. Claas Jansz Graaf, ca. 1692 - 1725, 1716 - 1722, Hervormd;
17. Teunis Jansz Graaf, 1681 - ?, 1705 - 1719, Hervormd;
18. Frederik Jansz Haan, ? - 1709, 1681, mogelijk Doopsgezind;
19. Claas Claasz Huijsman, ? - ca. 1706, 1685 - 1706, Hervormd;
20. Krijn Jacobsz, ? - 1685, 1677 - 1685, onbekend;
21. Brant Jansz, ? - 1715, 1699 - 1707, Hervormd;
22. Claas Jansz Laan, ? - voor 1688, 1674 - 1682, onbekend;
23. Dirck Sijbrantsz Meester, ? - 1703, 1687 - 1703, Hervormd;
24. Meus Gerritsz Mul, ? - 1686, 1665 - 1686, Hervormd;
25. Pieter Claasz Oudestam, ca. 1647 - 1724, 1680 - 1684, Hervormd;
26. Willem Willemsz Pauw, ? - 1688, 1678 - 1688, Hervormd;
27. Volkert Cornelisz Pijnappel, ? - 1702, 1680 - 1702, Hervormd; (zie acte 1690 en 1700)
28. Pieter Woutersz Rentenier, ? - 1685, 1680 - 1684, Hervormd;
29. Wouter Pietersz Rentenier, ? - 1730, 1707 - 1723, Hervormd;
30. Claas Dirksz Rob, ? - 1725, 1692 - 1705, Hervormd;
31. Reijlof Claasz Rob, ca. 1676 - 1724, 1705 - 1723, Hervormd;
32. Claas Sijmensz Roos, ? - 1691, 1673 - 1690, Hervormd;
33. Claas Pietersz Smit, ? - ?, 1683 - 1696, Doopsgezind;
34. Evert Pietersz Smit, ? - ?, 1682 - 1684, Doopsgezind;
35. Jan Pietersz Smit, ? - 1713, 1680 - 1695, Doopsgezind;
36. Pieter Claasz Smit, ? - ?, 1658 - 1691, Doopsgezind;
37. Tamis Jacobsz Smit, ? - 1709, 1696 - 1709, Hervormd;
38. Teunis Claasz Spits, ? - ?, 1682 - 1685, vermoedelijk Rooms Katholiek;
39. Claas Pietersz Steenhuijs, ? - 1728, 1690 - 1711, Hervormd;
40. Pieter Jansz Steenhuijs, 1682 - 1751, 1708 - 1714, Hervormd;
41. Jan Cornelisz Tasman, 1660 - 1710, 1680 - 1710, Hervormd;
42. Pieter Cornelisz Tasman, ca. 1657 - ?, 1679 - 1687, Hervormd;
43. Reijer Cornelisz Tasman, 1673 - 1724, 1703 - 1711, Hervormd;
44. Wigger Pietersz Tasman, ca. 1638 - 1708, 1663 - 1690, Hervormd;
45. Doede Thoemsz, ? - 1719, 1675 - 1693, onbekend;
46. Claas Pietersz Wolf, ? - ?, 1690 - 1691, mogelijk Rooms Katholiek;
47. Pieter Woutersz, ? - ?, 1684 - 1685, Hervormd;
Tot zover een greep uit de sociale en economische positie van schippers en commandeurs in het West-Friese dorp Schellinkhout in de periode 1681-1720.
Bovenstaande informatie is ontleend aan:
"De sociale en economische positie van schippers in Schellinkhout rond 1700" van de hand van Piet Boon (Wijdenes). Zie verder 'Geraadpleegde bronnen' op de
beginpagina (home)

Er zijn echter ook zeelieden in lagere rangen in genoemde periode. Dat zijn er in Schellinkhout ongeveer 140 á 150 geweest. Van dit aantal zijn gegevens van 121 min of meer bekend uit onderzoek. In dit getal van 121 zijn inbegrepen 16 (van de 47 hierboven genoemde) schippers die ook in een lagere rang voorkomen in de archieven (b.v. de kasboeken van de bootsgezellenbeurzen, notariële archieven of oud-rechterlijken archieven). Van 98 van deze 121 zeelieden wordt een huwelijk gevonden. Vijf blijven met zekerheid ongehuwd en van de overige 18 zeelieden is het onbekend of zij gehuwd zijn geweest.
Een aantal Schellinkhouter zeelieden neemt deel aan de bootsgezellenbeurs van het naburige Blokker (zie 1637). Dit kasboek begint echter pas in 1713. In de periode 1713-1720 staan er tien namen van Schellinkhouters in. In totaal maken zij in het tijdvak 1713-1720 gemiddeld 11,5 reizen per zeeman.
Regelmatig leggen bemanningsleden op verzoek van hun schipper attestaties af bij de notaris over het verloop van de reis, de zogenaamde "scheepsverklaringen".
Het zeemansberoep is grotendeels seizoensgebonden werk. Slechts bij zogenaamde doorgaande reizen (Oostzee, Frankrijk of Middellandse Zeegebied) en in de Straatvaart is er sprake van werkgelegenheid voor een wat langere periode, althans voor wat de vaart binnen Europa betreft. Men verhuurt zich per reis of "bij de maand" als stuurman, hoogbootsman, timmerman, kok, bootsgezel of harpoenier. Men is dus afhankelijk van de vraag of er direkt weer een reis met dezelfde of een andere schipper kan worden gemaakt. Als men thuis is wordt er niet verdiend en zoekt men weer werk aan de wal. Ook na beëindiging van de zeemansloopbaan kan men meestal niet rentenieren en moet er naar ander werk worden uitgekeken.
Huwelijken worden in de wintermaanden gesloten en de kinderen worden meestal in het najaar geboren. Kinderen van schippers huwen vrijwel nooit met personen die zelf of van wie de vader een lagere funktie bekleedt. Er is daarop slechts één uitzondering bekend. Claas Dirksz Berk, zoon van schipper Dirk Claasz Berk (zelf brengt hij het later ook tot schipper) huwt met Aafje Sijmons, dochter van Sijmon Claasz Wever, die als hoogbootsman heeft gevaren. Dit huwelijk vindt echter plaats nadat Sijmon de zee al een aantal jaren de rug heeft toegekeerd en Sijmon vermoedelijk al lid is van de vroedschap.
In de periode 1681-1720 is er vijf maal sprake van een dodelijk scheepsongeval waarbij een Schellinkhouter zeeman betrokken is. In 1708 vergaat Teunis Jansz Handschoen met zijn schip. In 1710 slaat Cornelis Pietersz Schoon overboord. Pieter Teunisz is (en blijft) "uitlandig en zijn familie weet niet waar hij is". Pieter Jansz Valkes komt ook niet terug van zijn reis: "indien hij buiten vermoeden van zijn uitgevaren reis mocht terugkeren". Pieter Formersz tenslotte overlijdt in januari 1706 op een oorlogsschip in "de Straat".
Tot de gevaren die de zeelieden bedreigen behoort de mogelijkheid om te worden gekaapt en in Noord-Afrikaanse gevangenschap te geraken. Van drie Schellinkhouters is een dergelijke slavernij bekend: twee van hen komen zeker terug, de derde wordt nadien niet meer in de archieven genoemd (zie ook 1637).
Van drie Schellinkhouter schippers is bekend dat zij met hun schip in "Turkse" handen vallen. Zij beschikken echter over meer financiële middelen, kunnen vaak rekenen op de steun van hun reders en zijn soms tegen het "gevaar van den Turck" verzekerd. Na enkele jaren zien we deze drie schippers dan ook weer een schip commanderen.
Van de 121 zeelieden zijn er 92 Hervormd, 11 Rooms-Katholiek, 6 Doopsgezind, terwijl van 12 personen de godsdienst niet meer kan worden vastgesteld.
Het merendeel van de zeevarende bevolking woont in het zuideinde van het dorp. Van 78 zeevarende personen is de plaats bekend waar men in het dorp woont:
53 wonen in het Zuidend;
9 in de Peperstraat. Dat is de weg die (buitendijks) naar het haventje loopt.
5 op Munnekay;
1 in de Meeweg.

Onderstaand overzicht heeft betrekking op 47 schippers én 121 zeelieden in een lagere rang. 16 personen komen in beide categorieën voor, zodat dit overzicht in totaal 152 Schellinkhouter zeelieden betreft.
In het hierna volgende overzicht wordt van iedere Schellinkhouter zeeman een beperkt aantal gegevens vermeld. Allereerst wordt aangegeven aan boord van welk schip en in welke functie de betrokkene vaart. Doopdata ontbreken in de bronnen veelal. Als de leeftijd bekend is wordt deze ook gegeven. Wel wordt er op gewezen dat de opgave (of de weergave door de notaris) van de leeftijd niet altijd even betrouwbaar is. Vervolgens worden, voorzover bekend, doop-, begraaf-, overlijdens- en trouwdata en de namen van de echtgenoten vermeld. Eventueel volgen ook gegevens over plaats van herkomst of plaats waarheen men is vertrokken. Als laatste gegeven is de familierelatie met andere zeevarenden opgenomen. Die relaties blijken niet altijd uit de achternamen. De merkwaardige en in West-Friesland tamelijk veelvuldig voorkomende gewoonte om kinderen uit hetzelfde gezin verschillende achternamen te geven, speelt daarbij een rol. Bij data zonder vermelding van een plaatsnaam wordt steeds Schellinkhout bedoeld. Voorzover niet anders vermeld is de godsdienst Hervormd. Bij personen van wie geen verdere gegevens bekend zijn, is meestal ook de godsdienst onbekend.
Gebruikte afkortingen:
begr. (i) = betaling van impost op begraven
br. = broer
ged. = gedoopt
jm. = jongeman
jr. = jaar
r.-k. = rooms-katholiek
svdr. = schoonvader
szn. = schoonzoon
tr. (i) = betaling impost op trouwen
v. = van
vdr. = vader
wedr. = weduwnaar
won. = wonend
zn. = zoon
zwr. = zwager

1. Jacob Abrahamsz, stuurman op "de Witte Star", doopsgezind, overleden vóór 8 oktober 1704, tr. 6.2.1689 Marij Jans; br. v. 2; zwr. v. 18, 19, 91 en 100;
2. Jan Abrahamsz, bootsgezel op "de Tulp", hoogbootsman op "de Pauw" en "de Hovenier", kok op "de Oost-Vlieland", doopsgezind, begr.(i) 4.9.1719, tr. 25.1.1682 Aaf Cornelis, br. v. 1;
3. Cornelis Cornelisz Admiraal, alias Tas, schipper op "de Roo Tas", "de Stadt Riga" en "de Hovenier", begr(i) 12.8.1714, tr.(1) 1.2.1682 Trijntje Cornelis Tasman, tr. (2) 11.2.1685 Trijntje Pieters, zwr. v. 134, 135 en 136;
4. Wouter Pietersz Appelton, ook wel Schoenmaker, vaart naar Moskou en de Oostzee, ged. 2.6.1697, begr.(i) 14.7.1731, tr. 1.11.1722 Dieuw Jans, zn v. 73, szn. v. 133;
5. Hermen Arisz, hoogbootsman op "de Pauw", ged. 17.12.1679, begr.(i) 3.4.1758, tr.(1) 18.1.1705 Gerbreg Jacobs, tr.(2) 5.4.1722 Trijn Jans Oly, zn. v. 129;
6. Jacob Arisz, timmerman op "'t Speelschuijtje" en stuurman op "de Pelikaan", vermoedelijk doopsgezind, overleden vóór 1687, tr. 25.1.1682 Claartje Cornelis. Vermoedelijk zn. v. schipper Aris Claasz Koster; br.v. 82, zw. v. 106;
7. Jan Barendsz, schipper op "'t Speelschuijtje" en op "'t Slot van Koningsbergen", overl. 1690, tr.(1) als jm. van de Zwaagdijk, won. Wognum 27.12.1662 Aaf Bastiaans; tr.(2) Wognum 5.3.1684 Griet Sijverts; br. v. 8, zwr. v. 46;
8. Pouwels Barendsz, schipper op "'t Slot van Koningsbergen", overl. vóór 1694, tr.(1) 3.2.1675 Aaf IJsbrants; tr.(2) 13.1.1692 Jannetje Sijmons; br. v. 7, zwr. v. 46;
9. Dirk Claasz Berk, schipper op "de Langeberck" en op "de Anna", ged. 16.12.1674, overl. Riga ca. 1715, tr. 27.1.1697 Geert Claas Rob; zn. v. 11, szn. v. 110, vdr. v. 10, br. v. 12, zwr. v. 111;
10. Claas Dirksz Berk, hoogbootsman bij schipper Reilof Claasz Rob, later zelf schipper; ged. 8.8.1700, begr.(i) 13.4.1770, tr.(1) 27.1.1726 Trijntje Pieters Veer; tr.(2) Wijdenes 30.3.1738 Aafje Sijmons; tr.(3) 5.1.1749 Aafje Jans; zn. v. 9, szn. v. 147;
11. Claas Jansz Berk, alias Allerts, schipper op "de Langeberck", ged. 21.3.1632, overl. 9.3.1703, tr.(1) 9.1.1661 Geert Cornelis, tr.(2) 28.2.1683 Trijn Hermens; vdr. v. 9 en 12; zwr. v. 88;
12. Cornelis Claasz Berk, kok en stuurman op "de Langeberck" en schipper op "de Eendracht", ged. 21.10.1663, begr.(i) 21.2.1743, tr. 13.2.1684 Dieuw Pieters Gees; zn. v. 11; br. v. 9;
13. Maarten Jansz Bestevaer, schipper op "de Bestevaer", vermoedelijk zn. v. schipper Jan Willemsz, overl. mei 1709, tr.(1) 12.5.1669 Aaf Cornelis, tr.(2) 21.1.1674 Hillegont Taems;
14. Jacob Heijnsz Blocker, kok de "de Witte Tas" en stuurman op "de Eendracht", tr. 10.1.1700 Neel Cornelis, later won. te Hem; br. v. 15; 15. Jan Heijnsz Blocker, wordt éénmaal (25.10.1699) schipper genoemd, kok op "'t Roij Schuijtje", stuurman op "de Houttuijn", "de Vrijheid", "de Olijfboom" en "de Jonge Jan", begr.(i) 14.5.1731, tr. Jantje Pieters (Haneman); szn. v. 54, br. v. 14, zwr. v. 53, vdr. v. 16, 50, 51 en 52;
16. Jan Jansz Blocker, soms ook Haan, vaart van 1713-1720 op diverse schepen met diverse schippers, ged. 21.9.1692, begr.(i) 17.7.1732, tr.(i) 2.1.1723 Dieuw Gerrits; zn. v. 15, szn. v. 75, br. v. 50, 51 en 52;
17. Jan Cornelisz Boes, vaart van 1715-1720 op diverse schepen met diverse schippers, begr.(i) 26.1.1725, tr. 10.12.1719 Geertje Jans;
18. Cornelis Jansz Boetes, stuurman op "de Geneesmeester", "de Rooseboom" en "de Stadt Riga". Hij is nog zeevarend in 1704 en 1705; begr.(i) 27.3.1720, tr. Meynouw Freeks; br. v. 19, zwr. v. 1, 91 en 100;
19. Pieter Jansz Boetes, schipper in 1679 op "de Schellinkhouter Kerck" en "de Kapiteyn", ongehuwd, overl. buitenslands 1691; br.v. 18, zwr. v. 1, 91 en 100;
20. Pieter Dirksz Botter, ontvangt in 1705 van de diakonie f 10,- voor zijn uitrusting op de haringbuizen; komt op 1.8.1694 met attestatie van Oosterleek, begr.(i) 6.11.1727, tr. Knier Wouters; zwr. v. 73;
21. Sijmon Brantsz, stuurman op "de Kuijper", doopsgezind, overleden vóór 22.1.1698, tr. 4.10.1652 Jeltje Dirks; vdr. v. 74, svdr. v. 95:
22. Cornelis Willemsz Brouwer, kok op "de Brouwer", "de Vreede" en "de Joüstus", tr. mogelijk Aagt Jans;
23. Luijtje Pietersz Buijsman, vaart in de periode 1713-1715 op diverse schepen met diverse schippers. Vertrekt daarna naar Hoorn;
24. Claas Claasz Buijtendijck, commandeur in 1681, schipper op "de Blauwe Reiger", overleden in de nacht van 8 op 9 september 1688 als zijn schip, komende van St. Ubes, op weg naar de Oostzee, op een klip "de Tisseling" loopt; tr. 17.1.1666 Wen Weijerts, br.v. 100 en van Teunis Claasz, "varent man" in 1674; svdr. v. 74;
25. Cornelis Pietersz Buijtendijck, stuurman en schipper op "de Stadt Riga", ged. 14.10.1674, vertrekt in 1705 naar Wijdenes, tr. Wijdenes 2.3.1704 Trijntje Meckes; zn. v. 37;
26. Pieter Sijmonsz Bult, hoogbootsman op "'t Bonte Kalf" en stuurman op "de Unie", godsdienst onbekend, geen verdere gegevens bekend;
27. Floris Pietersz Butterhoek, schipper op "de Papiermolen", "de Blauwe Os" en "de Liefde", komt op 16.4.1692 van Venhuizen (Tersluis) naar Schellinkhout, overl. 1.12.1706, tr. Aaf Jans; br. v. schipper Cornelis Pietersz Spieringvanger van Venhuizen; vdr. v. 28;
28. Pieter Florisz Butterhoek, stuurman en schipper op "de Kroonvogel", vertrekt in 1726 naar Indië, won. 1728 te Oosterblokker, tr.(1) 21.10.1708 Luijduw Pieters Sluijm, tr.(2) Westwoud (i) 6.2.1728 Lijsbeth Claas; zn. v. 27;
29. Adriaan Danielsz, bootsgezel op "de Wijnstock", tr. als jm. van Hoorn 10.3.1680 Sij Jans; vdr. v. 48 en 140, zwr. v. 47;
30. Pieter Jansz Dick, hoogbootsman bij schipper Pieter Gerbrantsz van Schellinkhout, begr.(i) 25.9.1713, tr.(1) 27.3.1678 Dieuw Broers, tr.(2) 2.1.1684 Aaf Furmers; svdr. v. 147, zwr. v. 35, 36 en 76;
31. Claas Woutersz Doos, kok op "de Graaf Floris", "de Pereboom" en op "de Jonge Jan", won. in 1706 in Oosterleek, begr. (i) 7.5.1725, tr. 8.1.1713 Marij Pieters Krimpen; zwr. v. 85;
32. Pieter Pietersz Dubbeld, stuurman op "de Eendracht", ged. 24.10.1632, begr.(i) 26.11.1709, tr. Geert Dircks Cats; svdr. v. 36;
33. Willem Evertsz, stuurman op "de Drie Seijlemakers", vermoedelijk r.k., later wonende te Binnenwijzend, tr. 20.1.1683 Marij Pieters;
34. Pieter Florisz, bootsgezel op "de Coster", tr.(i) 28.1.1719 met ?, geen verdere gegevens bekend;
35. Claas Furmersz, kok op "de Pauw", overl. vóór 1692, tr. 5.1.1687 Cornelisje Pieters, alias Claas; br. v. 36, zwr. v. 29;
36. Pieter Furmersz, kok op "de Langeberck", overl. jan. 1706 op een oorlogsschip in de Straat, tr. 5.1.1687 Dieuw Pieters; szn. v. 32, br. v. 35, zwr. v. 30;
37. Pieter Gerbrantsz, schipper in 1680, overl. maart 1682 in Texel, tr. 31.1.1672 Trijn Cornelis; vdr. v. 25;
38. Jan Gommersz, timmerman op "de Laan", godsdienst onbekend, geen verdere gegevens bekend;
39. Jacob Hendriksz Graaf, hoogbootsman op "de Pauw", stuurman en schipper op "de Roode Roos", overl. 1704, tr. 17.12.1684 Guurt Jans; br. v. 40;
40. Jan Hendriksz Graaf, stuurman en schipper op "de Pauw", overl. 7.8.1705, tr. 7.2.1672 Neel Claas; vdr. v. 41 en 42, svdr. v. 133, br. v. 39;
41. Claas Jansz Graaf, schipper op "de Lente" , begr.(i) 17.12.1725, tr. 7.12.1710 Trijn Claas; zn.v. 40, szn. v. 71, br. v. 42, zwr. v. 133;
42. Teunis Jansz Graaf, kok, hoogbootsman en stuurman op "de Pauw" en schipper op "de Unie", "de Witte Kool" en "de Palmboom", ged. 31.8.1681, mogelijk na huwelijk uit Schellinkhout vertrokken, tr.(i) 4.2.1719 met ?,; zn. v. 40, br. v. 41, zwr. v. 133;
43. Claas Maartnsz Groot, zeevarend in 1697, begr.(i) 20.6.1712, tr. als jm. van Munnekay in de ban van Westerblokker 24.9.1690 Trijn Jans; br. v. 46 en van schipper Dirk Maartsz Groot van Oosterleek;
44. Claas Reijlofsz Groot, timmerman op "de Nieuweboer", ongehuwd, overl. vóór 1700;
45. Pieter Pouwelsz Groot, hoogbootsman op "de Blauwe Tas" en op "de Coster", ged. 20.10.1675, overl. in de Sont 17.5.1714, vermoedelijk ongehuwd; zn. v. 46;
46. Pouwels Maartsz Groot, zeevarend in 1685 en in 1693, stuurman op "de Gecroonde Vrede", tr. als jm. van Munnekay in de ban van Westerblokker 23.11.1670 Marij Berends; vdr. v. 45, br. v. 43 en van schipper Dirk Maartsz Groot van Oosterleek; zwr. v. 7 en 8;
47. Frederik Jansz Haan, commandeur in 1681 op "de Wijnstock" en op "de Spiegel", ongehuwd, begr.(i) 12.5.1709; zwr. v. 29;
48. Jan Adriaansz Haan, kok op "de Unie", hoogbootsman en stuurman op "de Knollendam", ged. 18.7.1683, tr. 25.2.1714 Trijntje Jans; zn. v. 29, br. v. 140;
49. Jan Claasz Haan, kok op "de Overzijp" en stuurman op "de Juffr. Maria", ged. 9.11.1670, overl. vermoedelijk Koningsbergen eind 1712 of begin 1713, tr. Aaf Jans;
50. Claas Jansz Haan, ook wel Blocker, bootsgezel op "de Coster", vaart van 1713-1719 op diverse schepen met diverse schippers, ged. 2.5.1688, begr.(i) 31.8.1762, tr. 2.4.1724 Aafje Jans; zn. v. 15, br. v. 16, 51 en 52;
51. Pieter Jansz Haan, kok op "de Overzijp", hoogbootsman op "de Vergulde Wolf" en op "de Vergulde Bel", vaart van 1713-1720 op diverse schepen met diverse schippers, overl. buitenslands en te Schellinkhout begr.(i) 22.8.1728, tr. 10.12.1719 Lijsbet Muusses; zn. v. 15, br. v. 16, 50 en 52;
52. Willem Jansz Haan, ook wel Blocker, vaart van 1715-1720 op diverse schepen met diverse schippers, ged. 4.8.1697, won. 1732 in de Westerleek, tr.(i) 30.1.1723 Dieuwer Dirks; zn. v. 15, br. v. 16, 50 en 51;
53. Cornelis Pietersz Haneman, stuurman op "de Eendracht", "de Coster" en "de Lantman", ged. als volwassene 23.1.1695, overl. 14.8.1706, tr. 16.5.1694 Reinuw Cornelis; zn. v. 54, zwr. v. 15;
54. Pieter Jansz Haneman, stuurman op "de Dolfijn", tr. als wedr. 24.6.1668 Dieuw IJsbrands, hertrouwd 12.2.1679 Geert Jacobs; vdr. v. 53, svdr. v. 15;
55. Jacob Claasz Ham, hoogbootsman op "de Roode Roos", begr.(i) 19.10.1728, tr. 28.1.1685 Trijn Jans Handschoen; vdr. v. 56 en 121, zwr. v. 57 en 58;
56. Jan Jacobsz Ham, hoogbootsman op "de Witte Kool", ged. 27.1.1692, begr.(i) 2.12.1739, tr. 6.2.1718 Aagt Elberts; zn. v. 55, br. v. 121;
57. Luijtje Jansz Handschoen, vaart in 1690, won. 1697 te Hoogkarspel; br. v. 58, zwr. v. 55;
58. Teunis Jansz Handschoen, vaart in 1690, is vermoedelijk buitenslands overl.; br. v. 57, zwr. v. 55;
59. Cornelis Heijnsz, hoogbootsman op "de Laan", tr.(1) Dieuw Jans, tr.(2) Dieuw Gerrits (mogelijk Dieuw Jans, alias Gerrits);
60. Claas Hercksz, bootsgezel op "de Wijnstock", begr.(i) 11.4.1713, tr. Aafje Gerrits;
61. Cornelis Christiaansz Holsteijn, hoogbootsman op "de Vergulde Klomp", ged. als volwassene 30.10.1695, won. in 1727 in Oosthuizen, tr. 21.10.1696 Anne Pieters Leeglander; zwr. v. 81;
62. Claas Claasz Huijsman, stuurman op "de Groene Klok", schipper op "de Huijsman", op "de Jachthond", op "de Witte Tas", en op "de Beetser Kerck", overl. op zee komend van Riga ca. 1706, tr. 14.12.1664 Griet Cornelis Huijsman; vdr. v. 63, br. v. schipper Maarten Claasz Huijsman (overleden Kopenhagen 24.12.1680);
63. Claas Claasz Huijsman, stuurman op "de Jachthond", ged. 22.4.1668, begr.(i) 1.5.1719, tr.(1) 8.7.1703 Aaltje Jans Palm, tr.(2) 23.1.1707 Trijntje Meckes; zn. v. 62;
64. Krijn Jacobsz, commandeur op "de Gouden Leeuw", overl. 1685, tr. 26.1.1670 Cornelisje Claas;
65. Baart Jansz, kok op "de Roo Tas", ged. 29.1.1673, verder geen gegevens bekend;
66. Brant Jansz, stuurman op "de Coster", schipper op "de Knollendam", begr.(i) 25.7.1715, tr.(1) 20.12.1682 Aaltje Cornelis, tr.(2) 8.4.1696 Trijn Claas; br. v. 89, szn. v. 117, zwr. v. 118;
67. Isaac Jansz, is in 1669 al zeevarend, o.a. op de vaart naar St. Ubes, hoogbootsman op "'t Kromhout", tr. als wedr. van Westerblokker 10.6.1668 Tettes Trijn Jans;
68. Jan Jansz (mogelijk identiek met 16), bootsgezel op "de Rooseboom", verder geen gegevens bekend;
69. Cornelis Jansz, bootsgezel op "la Ville de Rochelle", verder geen gegevens bekend;
70. Pieter Jansz (mogelijk identiek met 30), hoogbootsman op "de Groene Tas", verder geen gegevens bekend;
71. Claas Sijmonsz Kat, bootsgezel op "de St. Nicolaas", later kaagschipper, begr.(i) 30.4.1732, tr. 24.9.1679 Dieuw Jans; svdr. v. 41;
72. Glorius (Gregorius) Claasz, bootsgezel op "de Liefde", tr. 16.12.1691 Stijn Rijlofs (of: Reilofs); vdr. v. schipper Claas Gorisz Kuijper;
Deze Glorius is niet oud geworden, want zijn vrouw Stijn hertrouwt "als weduwe" op 10 april 1696 met Elbert Heyndriksz uit Wijdenes. Stijn Rijlofs overlijdt te Schellinkhout op 9 mei 1734.
Claas Gorisz (ook: Glorisz) Kuijper wordt op 12 oktober 1692 te Schellinkhout gedoopt. Op 2 februari 1716 trouwt hij met Grietje Klaas Herdtloops in Schellinkhout, die daar op 12 december 1688 is geboren. Op 13 augustus 1719 wordt hun zoon Reylof geboren. Grietje wordt begraven op 7 september 1733 in Schellinkhout. Of Claas daarna is hertrouwd is niet bekend. Op 28 december 1736 koopt hij, 44 jaar oud, een "erf groot 60 roeden" op een veiling in Hoorn. Mogelijk heeft hij het varen vaarwel gezegd. In het dorp wordt op 23 juli 1765 het nieuwe raadhuis geopend en Claas, dan 73 jaar oud, zal daar dus zeker bij geweest zijn. Op 29 juni 1773, wordt Claas, ruim 80 jaar oud, in Schellinkhout begraven.
73. Pieter Claasz, bootsgezel op "de Pauw", overl. vóór 1703, tr. 30.9.1696 Niesje Wouters; vdr. v. 4, zwr. v. 20;
74. Pieter Sijmonsz Koornboer, schipper in 1696, ged. 1.10.1663, vergaan met zijn schip in dec. 1708, tr.(1) 21.2.1694 Aaf Everts, tr.(2) Geert Claas; zn. v. 21, szn. v. 24, zwr. v. 95;
75. Gerrit Cornelisz, kok op "de Bobeldijk", overl. 3.5.1714, tr. als jm. van Munnekay in de ban van Westerblokker 21.1.1691 Geert Freeks; svdr. v. 16;
76. Isaac Cornelisz, hoogbootsman en kok op "de Pauw", begr.(i) 18.5.1717, tr. 2.1.1682 Aagt Jans Zegers; zwr. v. 30;
77. Jan Cornelisz (mogelijk identiek met 17), kok op "de Rosecrans", (1719) verder geen gegevens bekend;
78. Claas Cornelisz, kok op "de Adelaar", (1694) verder geen gegevens bekend;
79. Pieter Cornelisz, hoogbootsman op "de Wolf" en "de Veer", vermoedelijk r.-k., tr.(1) 18.4.1694 Anna Jans, tr.(2) 5.10.1704 Marij Pieters;
80. Aris Pietersz Koster, kok op "'t Steenhuijs", ged. 21.10.1682; zn. v. 106;
81. Dirck Claasz Koster, zeevarend in 1697, bootsgezel op "de Adelaar", ged. 25.8.1669, overl. 1705, tr. 20.1.1697 Marij Pieters Leeglander; zn. v. 82, br. v. 84, zwr. v. 61 en 83;
82. Claas Arisz Koster, vaart in 1688 vermoedelijk als stuurman op "de Lucia", welk schip door Algerijnse kapers wordt genomen (zie 1690); schipper op "de Pelicaan", doopsgezind, overl. vóór 20.2.1692, tr. 1.1.1662 Trijn Jans Goots; zn. v. schipper Aris Claasz Koster, vdr. v. 81 en 84, svdr. v. 83, br. v. 6, zwr. v. 106;
83. Pieter Jansz Koster, stuurman op "de Swarte Tas", "de Juffr. Johanna", "de Pelicaan", "'t Lam", "'t Bonte Kalff", "de Witte Klok", "de Jagtman", "de Anna" en "de Overzijp" en schipper op "'t Wapen van Hoorn", tr.(1) Anna Pieters Decker, tr.(2) 1.5.1689 Stijn Claas, tr.(3) 4.4.1706 Marij Claas Bruijns; br. v. stuurman Dirk Jansz Koopman en stuurman Pieter Jansz Landman, beiden van Oosterleek, szn. v. 82, zwr. v. 81 en 84;
84. Pieter Claasz Koster, stuurman op "de Pauw", schipper op "'t Wapen van Hoorn" en "de Pelicaan", ged. 29.11.1662, overl. 1705, tr.(1) 1.5.1689 Stijn IJsbrants, tr.(2) Aaf Maartens; zn. v. 82, br. v. 81, zwr. v. 83;
85. Germent Pietersz Krimpen, bootsgezel op "de Stadt Riga", is in 1717 ook zeevarend, ged. 17.9.1684, overl. 22.5.1752, tr.(1) 18.2.1714 Aaltje Dirks Botjager, tr.(2) 24.3.1720 Neeltje Pieters; zn. v. Pieter Jansz Krimpen, die ook zeevarend is, zwr. v. 31;
86. Cornelis Cornelisz Krimpen, bootsgezel op "'t Land van Beloften", kok op "de Blauwe Tas", hoogbootsman op "de Eendracht", "de Langeberck", en de "de Rooseboom", ged. 24.2.1664, begr.(i) 1.3.1727, tr.(1) Bregje Claas, tr.(2) Neel Sijmons, tr.(3) 1.9.1720 Geertje Aris;
87. Jan Claasz Laan, bootsgezel en hoogbootsman op "de Langeberck", ged. 3.10.1677, begr.(i) 21.1.1732, tr.(1) 6.1.1697 Aaltje Jacobs, tr.(i) (2) 10.12.1724 Niesje Wouters; zn. v. 88;
88. Claas Jansz Laan, schipper op "de Laan", overl. vóór 1688, tr. 8.11.1665 Marij Cornelis; vdr. v. 87, br. v. schipper en koopman Pieter Jansz Laan (eerst te Schellinkhout, later te Hoorn), zwr. v. 11;
89. Reijer Jansz Los, bootsgezel op "'t Speelschuijtje" en stuurman op "de Langeberck", ged. 25.7.1660, overl. 1707, tr. 7.7.1697 Anne Pieters; br. v. 66;
90. Sijert Maartsz, vaart in 1688 op "de Lucia", welk schip door Algerijnse kapers wordt genomen (zie 1690), overl. 1698, tr. 24.5.1665 Geert Jacobs; vdr. v. 128, svdr. v. 114;
91. Dirk Sijbrantsz Meester, schipper op "de Geneesmeester" , overl. 1703, tr.(1) 20.12.1676 als jm. van Lutjebroek met Antje Cornelis, tr.(2) 15.7.1691 Dieuwer Jans; svdr. v. 111, zwr. v. 1, 18, 19 en 100;
92. Claas Willemsz Meester, hoogbootsman op "de Beverwijk" niet-hervormd, tr. 17.7.1695 Lijsbeth Gerrits, verder geen gegevens bekend. Mogelijk zn. v. schipper Willem Sijmonsz Meester;
93. Gerrit Muesz Mul, stuurman op "de Winanda" en schipper op "de St. Jan Baptist", ged. 3.8.1664, overl. 13.7.1704 in Groenland, maar te Schellinkhout begr., tr.(1) Reinuw Jans, tr.(2) 15.12.1697 Claasje Jans; zn. v. 94, zwr. v. schipper Rens Claasz van der Meer van Wijdenes;
94. Mues Gerritsz Mul, schipper op "de St. Jan Baptist", commandeur op "de Witte Eenhoorn" (1683), ged. 10.12.1634, won. 1686 te Hem en is daar in 1686 of 1687 overl., tr.(1) 23.1.1661 Lobberich Cornelis Stapper, tr.(2) 16.2.1670 Lijsbet Cornelis; vdr. v. 93, svdr. v. schipper Rens Claasz van der Meer van Wijdenes;
95. Herke Cornelisz Nieuweboer, kok en hoogbootsman op "'t Steenhuijs", hoogbootsman op de "la Bonine", ged. als volwassene 5.2.1708, begr.(i) 7.3.1747, tr. als jm. van Venhuizen 16.1.1701 Anne Sijmons; szn. v. 21, zwr. v. 74;
96. Jacob Cornelisz Oomjannes, hoogbootsman op "de Swarte Tas" en kok op "de Nieuweboer", overl. Midwoud 1702, tr.(1) Trijn Pieters Hardloops, komen 17.1.1677 met attestatie van Midwoud, tr.(2) 9.2.1687 Claartje Cornelis;
97. Jan Cornelisz Oom, alias Oom Jan, ook wel Gouwenaer, stuurman op "de Witte Roos" en op "de Vergulde Duif", schipper op "de Vergulde Wolf", begr.(i) 28.7.1736, tr.(1) 28.1.1680 Cornelisje Jans Broeckers, tr.(2) 1.2.1699 Anne Aris;
98. Jan Pietersz Oudestam, later Stam, bootsgezel op "'t Steenhuijs", hoogbootsman op "le Cocq" , op de "la Bonine", op "'t Steenhuijs", en op "de St. Jacob", later zelf schipper, ged. 15.6.1687,begr.(i) 29.9.1760, tr. 25.5.1721 Aafje Jans; zn. v. 100, br. v. 99 en 123;
99. Claas Pietersz Oudestam, hoogbootsman op "de Unie" en "de Overzijp", ged. 22.8.1683, begr.(i) 23.7.1718, tr. 20.8.1713 Aafje Claas; zn. v. 100, szn. v. 146, br. v. 98 en 123, zwr. v. 147;
100. Pieter Claasz Oudestam, eerder Buyten, stuurman op "de Twiscker Kerk", "'t Witte Lam", "de Stadt Riga" en "de Langeberck"; schipper op "de (Drie) Tortelduyven", ged. als volwassene 24.1.1706, begr.(i) 2.1.1724, tr. 15.2.1682 Im Jans Boetes; vdr. v. 98, 99 en 123, br.v. 24 en van Teunis Claasz "varent man" in 1674, zwr. v. 1, 18, 19 en 91;
101. Jacob Jansz Paap, hoogbootsman en stuurman op "de Melckmeijd", r.-k., begr.(i) 24.11.1751, tr. 4.2.1714 Neel Jans; zn. v. 102;
102. Jan Jacobsz Paap, zeevarend in 1683, kok op "de (Coert) Adelaar", r.-k., overleden vóór 1692, tr. 17.10.1664 Trijn Claas; vdr. v. 101;
103. Willem Willemsz Pauw, schipper op "de Pauw", overl. 1688, tr. 10.11.1680 Geert Cornelis;
104. Frederik Pietersz, kok op "de Eendracht" en op "'t Lam", overl. 28.2.1717, tr. 16.2.1687 Geert Gerts; zwr. v. 148;
105. Volckert Cornelisz Pijnappel, schipper op "de Lucia", overl. Stockholm 1702, tr. 2.11.1681 Anna Jans Hauwert; (zie 1700);
106. Pieter Woutersz Rentenier, commandeur in 1681. In 1683 commandeur op "de Stadt Weesp", overl. 24.1.1685, tr. 13.1.1669 Neel Aris; szn. v. schipper Aris Claasz Koster, vdr. v. 80, 107 en 108, zwr. v. 6 en 82;
107. Sijmon Pietersz Rentenier, timmerman op "de Pauw", ged. 19.4.1675, vertrekt na zijn huwelijk naar Blokker, tr. 14.1.1703 Reinuwtje Maartens Pauw; zn. v. 106, br. v. 80 en 108;
108. Wouter Pietersz Rentenier, bootsgezel op "de Hoop op het Land van Beloften", stuurman op "de Opmeer" en op "de Hovenier", schipper op "de Overzijp", ongeh., begr.(i) 9.3.1730; zn. v. 106, br. v. 80 en 107;
109. Cornelis Remmentsz, zeevarend in 1702. In 1702 uit Schellinkhout vertrokken, tr. Marijtje Jans;
110. Claas Dirksz Rob, harpoenier op "de Oude Meermin", schipper op "de Houttuijn", op "de Gerechtigheid" en op "'t Bonte (ook wel 't Rode) Kalff", begr.(i) 4.9.1725, tr.(1) Geert Reijlofs, tr.(2) 26.1.1710 Trijn Pieters; zn. v. stuurman Dirk Jacobsz Rob van Oosterleek; vdr. v. 111, svdr. v. 9;
111. Reijlof Claasz Rob, stuurman op "de Liefde" en schipper op "de Houttuijn" en op "de Rosecrans", begr.(i) 27.11.1724, tr.(1) 31.1.1706 Grietje Dirks Meester, tr.(2) 26.10.1710 Aafje Pieters; zn. v. 110, szn. v. 91, zwr. v. 9;
112. Claas Sijmonsz Roos, schipper op "de Roos", overl. 1691, tr. 10.10.1660 Geert Maartens; svdr. v. 134;
113. Cornelis Pietersz Schoon, hoogbootsman op "de Trommel", ged. 30.7.1684, overl. 1710 (buiten boord geslagen zijnde), tr. 31.1.1706 Dieuw Tijmens; zwr. v. 128;
114. Jan Jansz Schuijt, stuurman op "de Overzijp", van 1713-1720 ook zeevarend, begr.(i) 30.3.1728, tr. als jm. van Oosterblokker 29.3.1705 Marij Seijerts; szn. v. 90, zwr. v. 128;
115. Evert Pietersz Smit, schipper op "de Smit", doopsgez., tr. 19.1.1681 Marij Herckes; zn. v. 119, br. v. 116 en 117;
116. Jan Pietersz Smit, schipper op "de Ankersmit", doopsg., begr.(i) 4.5.1713, tr. 23.1.1684 Janna Cornelis; zn. v. 119, br. v. 115 en 117;
117. Claas Pietersz Smit, commandeur op "de Blauwe Sleutel" (1683) en schipper op "de (Witte) Ster" en op "de Witte Olifant", doopsg., overl. 5.12.1713, tr.(1) 3.1.1683 Dieuw Claas Koster, tr.(2) 6.10.1686 Aaf Dirks, tr.(3) 4.4.1695 Nies Claas; zn. v. 119, vdr. v. 118, svdr. v. 66, br. v. 115 en 116;
118. Cornelis Claasz Smit, is eind 1713 "uitlandig" op weg naar St. Ubal; bootsgezel op "de Barbara" en stuurman op "de Vergulde Wolf", ged. als volwassene 26.1.1710, begr.(i) 9.10.1720, tr. 13.1.1709 Anne Jacobs; zn. v. 117;
119. Pieter Claasz Smit, schipper, doopsg., tr. Griet Claas Thijs; vdr. v. 115, 116 en 117;
120. Tamis Jacobsz Smit, schipper op "'t (Witte) Lam", "de Trommel", "de Juffr. Ceres" ;, ged. als volwassene 6.4.1692, overl. 1709, tr. 7.2.1694 Griet Pieters Laan ; vdr. v. schipper Claas Tamisz Smit;
121. Dirck Jacobsz Speck, bootsgezel op "de Houttuijn", ged. 18.10.1693, begr.(i) 30.1.1747, tr.(1) 13.1.1726 Soutje Claas, tr.(2) 18.12.1735 Trijntje Jacobs; zn. v. 55, br. v. 56;
122. Teunis Claasz Spits, commandeur op "'t Kasteel van Limburg" en "de Lijnbaan" (1683), r.-k., tr. 18.2.1667 Geertje Jans ;
123. Willem Pietersz Stam, bootsgezel op "de Houttuijn", ged. 17.12.1684, begr.(i) 9.12.1748, tr. 10.3.1726 Trijn Pieters; zn. v. 100, br. v. 98 en 99;
124. Claas Pietersz Steenhuijs, stuurman en schipper op "de Rode Tas", schipper op "'t Steenhuijs", "le Cocq" en "la Bonine", begr.(i) 19.9.1728, tr. 11.1.1688 Aaf Jans;
125. Pieter Jansz Steenhuijs, stuurman op "de Knollendam", op "'t Steenhuijs" en "la Bonine"; schipper op "de Hovenier" en "'t Steenhuijs", ged. Binnenwijzend 19.4.1682, begr.(i) 13.4.1751, tr.(1) 27.11.1707 Griet Maartens, tr.(2) 15.5.1727 Aafje Jacobs, tr.(3) 26.12.1745 Trijntje Meinderts; vdr. v. Maarten Pietersz Steenhuijs (kort vóór 3.6.1729 buitenslands overleden), svdr. v. Aris Pietersz Koen (in 1727 uitlandig);
126. Jacob Dircksz Stort, bootsgezel op "de IJsberg", vermoedelijk r.-k., won. 1696 te Westerblokker, tr. 11.1.1693 Aagt Jans; br. v. 127;
127. Claas Dircksz Stort, bootsgezel op "'t Slot van Koningsbergen", vermoedelijk r.-k., won. 1704 op de Zwaagdijk, tr. 20.4.1704 Neel Cornelis; br. v. 126;
128. Jacob Sijertsz, kok op "de Trommel" en op "de Roseboom", ged. 7.1.1680, begr.(i) 29.4.1720, tr.(1) 31.1.1706 Geert Pieters Schoon, tr.(2) 21.1.1714 Aaf Claas; zn. v. 90, zwr. v. 113 en 114;
129. Aris Sijmonsz, kok op "de Langeberck", overl. 1700, tr.15.11.1665 Sij Hermens; vdr. v. 5, zn. v. schipper Sijmon IJsbrantsz, br. v. 131, zwr. v. 144 en 145;
130. Cornelis Sijmonsz, zeevarend in 1712, 1714 en 1715, ged. 25.12.1692, tr. als jm. van Munnekay in de ban van Westerblokker 5.4.1716 Magteltje Tijs;
131. Pieter Sijmonsz, alias Maartsz, bootsgezel op "de Oost-Vlieland", hoogbootsman op "de Stadt Riga" en op "de Biersteker" en stuurman op "de Rijsende Son", ged. 7.3.1666, begr.(i) 2.4.1735, tr. 18.1.1693 Griet Jans; zn. v. schipper Sijmon IJsbrantsz, br. v. 129, zw. v. 144 en 145;
132. Lourens Sijvertsz, zeevarend in 1707, verder geen gegevens bekend;
133. Jan Taamsz, ook wel Grietjes, stuurman op "de Pauw", op "de Witte Vleugel", op "de Vergulde Bel" en op "'t Steenhuijs", overl. in de Oostzee 1714, tr.(1) 16.2.1698 Anne Jans, tr.(2) 15.1.1713 Marij Cornelis; svdr. v. 4, zn. v. Taams Jansz ("op ter vaart" in 1671); szn. v. 40, zwr. v. 41 en 42;
134. Jan Cornelisz Tasman, schipper op "de Swarte Tas" en op "de Blauwe Tas", ged. 18.4.1660, overl. op 't schip 18.9.1710 (mogelijk 1711), tr. Anna Claas Roos; zn. v. schipper Cornelis Pietersz Tasman, szn. v. 112, br. v. 135 en 136;
135. Pieter Cornelisz Tasman, schipper op "de Roode Tas"; zn. v. schipper Cornelis Pietersz Tasman; br. v. 134 en 135;
136. Reijer Cornelisz Tasman, bootsgezel op "de Beetser Kerck", schipper op "de Roseboom" en op "de Groene Tas", ged. 11.5.1673, vertrekt naar Zwaag 30.12.1710, overl. aldaar 25.7.1724, tr. Zwaag 9.11.1710 Marij Jans; zn. v. schipper Cornelis Pietersz Tasman, br. v. 134 en 135;
137. Wigger Pietersz Tasman, schipper op "de Groene Tas", overl. 15.10.1708, tr.(1) 9.1.1667 Dieuw Cornelis, tr.(2) 26.1.1687 Dieuw Cornelis Huijsman; br. v. schipper Jan Pietersz Tasman en schipper Cornelis Pietersz Tasman;
138. Pieter Teunisz, is in 1720 "uitlandig" en zijn familie weet niet waar hij is, ged. 15.9.1686; zn. v. 148;
139. Doede Thoemsz, schipper op "de Witte Tas", begr.(i) 5.4.1719, tr. als jm. van Venhuizen 24.2.1664 Griet Jans; zn. v. schipper Thoems Jansz van Venhuizen;
140. Daniel Adriaansz van Tuyl, hoogbootsman op "de Houttuijn" en "de Vergulde Klomp", ged. 23.5.1686, ongeh., begr.(i) 27.5.1748; zn. v. 29, br. v. 48;
141. Pieter Jansz Valkes, bootsgezel op "de Caleb", r.-k., is ca. 1692 uitgevaren naar Cadix, sindsdien is er van het schip en bemanning niets meer vernomen;
142. Dirck Jacobsz Veul, kok op "de Melckmeijd" en hoogbootsman op "de Houttuijn", in ieder geval zeevarend van 1707-1713, begr.(i) 26.9.1721, tr. 3.9.1713 Geert Bastiaans Groot; br. v. 143;
143. Cornelis Jacobsz Veul, timmerman op "de Berkhout", r.-k., tr.(1) als jm. van de Veenenlaan (Hoorn) 23.1.1695 Im Pieters Wolf, tr.(2) 9.6.1709 Vokeltje Aeriaens; szn. v. schipper Pieter Maartsz Wolf, br. v. 142, zwr. v. 149 en 150;
144. Cornelis Jansz Voerman, zeevarend in 1682, overl 22.3.1715, tr. Aafje Sijmons; szn. v. schipper Sijmon IJsbrantsz, zwr. v. 129, 131 en 145;
145. Jan Dirksz Wever, oorspronkelijk doopsgezind, overl. in Groenland 1703, tr.(1) 26.4.1682 Risje Sijbrants, tr.(2) 25.7.1683 Neel Sijmons; szn. v. schipper Sijmon IJsbrantsz, zwr. v. 129, 131 en 144;
146. Claas Sijmonsz Wever, alias voor de Wint, hoogbootsman op "de Laan", begr.(i) 13.3.1726, tr. Trijn Jans Tades; vdr. v. 147, svdr. v. 99;
147. Sijmon Claasz Wever, alias voor de Wint, hoogbootsman op "'t Lam", "de Stadt Riga", "de Anna" en "de Overzijp", ged. 2.1.1682, begr.(i) 17.10.1721, tr. 25.1.1705 Griet Pieters; svdr. v. 10, zn. v. 146, szn. v. 30, zwr. v. 99;
148. Teunis Wiggersz, timmerman op "de Rode Tas", "de Stadt Riga", "'t Lam", "de Coornsaijer", "la Bonine" en op "'t Steenhuijs", begr.(i) 17.10.1720, tr. 24.1.1672 Lijst Pieters Freeks ; vdr. v. 138, zwr. v. 104;
149. Jan Pietersz Wolf, hoogbootsman op "'t Slot van Koningsbergen" en "'t Steenhuijs", r.-k., ongeh., begr.(i) 18.12.1727; zn. v. schipper Pieter Maartsz Wolf, br. v. 150, zwr. v. 143;
150. Claas Pietersz Wolf, hoogbootsman op "de Witte Tas" en schipper op "'t Slot van Koningsbergen", r.-k., won. 1701 en 1705 op de Zwaagdijk, tr. 31.1.1694 Marij Jacobs; zn. v. schipper Pieter Maartsz Wolf, br. v. 149, zwr. v. 143;
151. Jacob Woutersz, stuurman op "de Steur", "de Langeberck", "de Veer", "de Roseboom", "'t Land van Beloften" en "de Juffr. Maria", vermoedelijk ged. 20.5.1663, begr.(i) 14.5.1727, komt op 30.3.1698 met attestatie van Oosterleek, tr. Cornelisje Claas;
152. Pieter Woutersz, schipper op "de Somer", won. 1685 te Venhuizen, tr. Aaf Jans;

1682
Claas Sijmonsz Cat (ook: Kat) is bootsgezel. Een aantal jaren later koopt hij van schepen Teunis Claasz Maggereel een kaag met het daarbij behorende gereedschap. In de volgende jaren komt Claas dikwijls als kaagschipper voor. In Schellinkhout voert hij regelmatig turf aan.

Claas Herksz is bootsgezel, maar werkt een jaar later op het veld bij een boer in Wognum. Vermoedelijk wordt hij later zelf ook boer. Zijn naam komt in de transportregisters in ieder geval regelmatig voor als koper van grasland.

1683
Pieter Dirksz. Hem is burgemeester.

Akte van 13 maart: Pieter Jansz. van Hoorn en Pieter Cornelisz. Laan, schepenen van Schellinchout, oorkonden dat Jacob Groot, schout van Schellinchout, en Volckard Claasz. Dickert, oud-schepen van Schellinchout, twee stukken zaailand hebben geruild.

Zeeman Aris Sijmonsz erft van zijn vader, Sijmon IJsbrantsz, een aantal schapen (zie 1688 en 1691).

1684
Zeer strenge winter. De Zuiderzee is dichtgevroren.
Men rijdt met paard en wagen over het ijs.

De voormalige pastoor van Schellinkhout Willem Schoenius, die later pastoor wordt in Amsterdam, overlijdt op 11 december.

1685
Pieter Dirksz. Hem is burgemeester.

De in Friesland geboren pastoor Willem Wilma, overlijdt op 20 mei in Amsterdam.

Claas Dirkszn. Rob (begraven te Schellinkhout 4 september 1725) is harpoenier op het schip "de Oude Meermin". Deze Claas is de zoon van Dirk Jacobszn. Rob, van wie in 1681 melding wordt gemaakt van zijn Noordafrikaanse gevangenschap na te zijn gekaapt door zogenaamde Turkse kapers. Dirk is op het moment van de kaping de stuurman van het schip.

1686
Ouderling van de Hervormde kerk, Wigger Tasman, wordt weer schipper en normaliter kan hij dan geen ouderling blijven. De kerkeraad bespreekt of er een nieuwe ouderling moet worden gekozen. Het komt tot een stemming, maar de stemmen staken. Het lot beslist vervolgens dat schipper Tasman zijn funktie als ouderling mag blijven uitoefenen en dat is een grote uitzondering (zie 1705). De voorkeursbehandeling van Wigger Tasman vloeit vermoedelijk voort uit het feit dat hij tot de meest gegoede en daardoor meest invloedrijke burgers behoort. Wigger is afkomstig uit een oud Schellinkhouter geslacht, dat in het begin van de zeventiende eeuw reeds aan de scheepvaart deelneemt. Drie broers van Wigger zijn ook schipper. Eén van hen wordt later koopman in Hoorn. Wigger is van 1694 t/m 1708 in de even jaren burgemeester en in de oneven jaren enkele malen schepen (de ambtstermijn van de twee burgemeesters en de zeven schepenen is telkens één jaar). Verder is Wigger in de Hervormde gemeente vele jaren ouderling.
De kerkeraad bestaat naast de predikant uit twee ouderlingen en twee diakenen. Ouderlingen zijn naast de predikant belast met het opzicht over de gemeente, dus het toetsen van het morele gedrag van de lidmaten. Overtreding van de normen betekent uitsluiting van het avondmaal. De diakenen houden zich bezig met de armenzorg en beheren daartoe de diakoniegoederen. Jaarlijks treedt één ouderling en één diaken af en de lidmaten kiezen uit hun midden een tweetal hun opvolgers.

1687-1707
Dominee te Schellinkhout is Henricus Balck (geboren Garderen ca. 1660; overleden 1707).
Gehuwd in 1690 in Harderwijk met Magtilda Mulerius (geboren Zuid-Zijpe 22 mrt. 1659).
Magtilda overlijdt op 10 februari 1720 op 60 jarige leeftijd. Ze liggen beide begraven in de kerk van Schellinkhout.

Detail van de grafsteen van Henricus Balck in de Martinuskerk.

1688
Pieter Dirksz. Hem is burgemeester.

Zeeman Aris Sijmonsz is aan het "stoppelen scheren" op de akker van Freek Jansz (zie 1683 en 1691).

1689
In het keurboek wordt de bepaling opgenomen, dat de molenaar de gerst bij de boeren per wagen moet ophalen en als het gemalen is, weer op dezelfde manier moet thuis brengen. Dit geldt voor de Varkenstijd die tot Allerheiligen duurt.

Pieter Dirksz. Hem (burgemeester in 1681, 1683, 1685 en 1688) begint zich te misdragen. Hij krijgt ondermeer ruzie met oud-Grootschipper Sijmon IJsbrantsz. Pieter scheldt de oud-schipper uit: "kale, oude bedelaar, oude hond en luie duivel". Daarna trekt hij een mes uit zijn zak en slaat Sijmon met de schede op zijn neus.
Een week later heeft Pieter woorden met Gerrit Groot, de zoon van de schout Jacob Groot. Na een scheldpartij slaat hij met een polsstok, aan het einde waarvan een ijzeren haak zit, Gerrit Groot in de nek en steekt verder met die haak naar hem.
Aan het einde van het jaar geeft Geert Cornelis, de vrouw van Pieter Dirksz. Hem, toestemming aan de burgemeester om haar man, als strafmaatregel, met een zeevaarder naar Oost-Indië te sturen. Hij heeft haar bezittingen grotendeels verkwanseld, slaat haar veel en is vaak dronken. Ze wenst Pieter nog veel geluk op zijn reis, maar is blij dat hij weg is.

Eén van de schepenen heet Barent Jansz. Hauwert.

Jan Cornelisz, alias Oom Jan, betaalt slechts f 40,- voor een buitendijks gelegen huisje. Hij blijft er zijn verdere leven wonen. Oom Jan brengt het tot stuurman en een enkele maal vaart hij zelfs als schipper.

1690
Sijert Maartensz is in slavernij in Algiërs. Zijn vrouw verzoekt de burgemeesters om het dorp als borg te stellen voor de lospenningen. Het losgeld zal door kooplui worden opgebracht. Er wordt door hen wat moeilijk gedaan, want ook de leden van de vroedschap moeten zich borg stellen. Alles komt echter goed, want in het lidmatenregister van 1691 wordt Sijert Maartensz weer vermeld. Hij overlijdt in Schellinkhout in 1698.
Hieronder: de "Acte van renversaal" d.d. 3 december 1689, waarin het dorpsbestuur van Schellinkhout aan hun collega's van Spanbroek vraagt om voor Sijert Maartensz te collecteren. Onder de acte staat de handtekening van Jan Houdtsaager (zie 1681-1720; nr. 90 en 1692).

In het jaar 2003 vindt de amateur-archeoloog Marcel van der Made uit Hoorn onderstaande munt in Schellinkhout.
Het betreft een in 1690 geslagen zesstuivermunt, een "Rijdersschelling".
 

1691
8 augustus: Lijst Wouters, de weduwe van Jan Jansz. Suijd, verkoopt het hele boerenbedrijf aan schipper Claas Pietersz. Wolf. De veestapel bestaat uit 13 kalfkoeien, 3 hokkelingen, 4 kalveren, 2 schapen, 7 lammeren en 5 varkens. Bij de koop is inbegrepen een huis met inboedel, het hooi in de berg, het gereedschap, de kaasvoorraad en het zaadgewas, dat nog op het land staat. Alles bij elkaar: f 1000,-.

Claas Dirksz. Rob en zijn huisvrouw Geert Rijlofsdr. wonen Langs Dijk Agter Zuijd End.

Zeeman Aris Sijmonsz vaart als kok met zijn plaatsgenoot schipper Claas Jansz Berk (zie 1683 en 1688).

1692
14 november: Schoolmeester Pieter Jansz. Coop overlijdt (zie 1671). De beide burgemeesters, Jacob Reijersz. en Jan Jacopsz. Houtsager, trekken naar Den Haag en krijgen daar toestemming voor het benoemen van een nieuwe schoolmeester, koster en voorzanger. Dit dient door de vroedschap en de kerkeraad te gebeuren (zie 2 januari 1693).

De Schoolmeester, uit: Spiegel van het Menselyk Bedryf, Jan Luycken.

22 november: Johannes van Lawijck (ook: Johan van Lauwijck) wordt tot schout benoemd. Hij blijft dat tot 1741 als de benoeming van de schout -althans voor de civiele zaken- in handen komt van de dorpsregenten.
Een andere archiefbron (Rijksarchief van Noord-Holland te Haarlem) meldt:
"Akte van commissie van de rekenkamer voor Johan Van Lauwijck tot schout van Schellinkhout, Wijdenes, Oosterleek, Hem en Venhuizen op 15 december 1692; met akten van contenuatie 1695-1737".

1693
Akte van 23 januari: tot schoolmeester, koster en voorzanger wordt benoemd mr. Arent Pietersz Al, wegens het overlijden van diens voorganger Pieter Jansse Koop. Al is een jongeman uit de Wormer. Zijn aanstelling wordt officieel door Prins Willem III (Willem van Oranje), koning van Groot-Brittannië en Prins van Oranje, bekrachtigd.

Het schip de Jachthond van Claas Claasz. Huijsman wordt genomen door een Duinkerker kaper. Als stuurman en timmerman varen respectievelijk mee Claas Claasz. Huijsman uit Schellinkhout (zoon van de schipper) en Cornelis Jacobsz. Vuijl van de Veenenlaan in Hoorn. Het is de kapers blijkbaar alleen om het schip te doen. De bemanning is al spoedig weer in Holland.

mei: Pieter Dirksz. Hem verkoopt zijn huis en drie stukken gras- en zaadland om zijn schulden aan achterstallige landschot en verpondingen over verschillende jaren te kunnen voldoen (zie ook 1689).

Claas Dirkszn. Rob is van 1693 - 1698 schipper op "de Houttuijn".

De vrouw van Cornelis Jansz Boetes (ook wel: Boetis), stuurman in 1703 en 1706, wordt tot turftonster benoemd. Haar schoonzus Im Jans, die gehuwd is met Pieter Claasz Oudestam (stuurman van 1686 tot en met 1707), wordt ook als zodanig aangesteld. Deze functie, ook wel turfvulster genoemd, wordt vrijwel steeds bekleed door vrouwen of weduwen van zeelieden. Hun taak is om te assisteren bij het lossen van turfschepen en de geloste turf in tonnen te doen.

1694
De "stiek" (= afkorting van bullestiek of stierenvoogdij) bestaat al. Het doel van de bullestiek is de aankoop en verzorging van mannelijk fokvee ten dienste van de veehouders. Schellinkhout heeft dus al een ram- en bulloper, d.w.z. een persoon die met een ram en/of stier gedurende een bepaalde periode van het jaar dagelijks door het dorp loopt. Het is Bastiaan Cornelisz. Groot. Hij wordt op 8 januari door de vroedschap benoemd en moet elk jaar 3 gulden aan de burgemeesters betalen. De te gebruiken bul moet hij eerst aan de burgemeesters laten zien.
Tegen betaling kunnen koeien gebruik maken van de diensten van de stier. Ook op afgelegen plaatsen moet men kunnen profiteren van de stier. Om te zien of de aanwezigheid van de stier gewenst is, wordt er "een sjouw" uitgezet. Dat wil zeggen, dat er achter in het land in een hoge mast een ouwe jas, een zak of een mand wordt opgehangen. Als de bulloper zich gedienstig gedraagt, is het ambt erfelijk. Bastiaan Cornelisz. Groot blijft gedurende 35 jaar bulloper, maar dan komen er problemen (zie 1730).

1695
3 april: schoolmeester, koster en voorzanger mr. Arent Pietersz Al vertrekt. Zijn opvolger komt uit Graft en heet mr. Jan Klinkert. Hij vervult zijn functies ruim 30 jaar (tot 1725). Deze Jan Klinkert is ook nog een tijdlang molenaar. Lange tijd woont hij in het schoolhuis met zijn dienstmaagd, maar in 1709 trouwt hij met Sieuwtje Jans, een weduwe uit Enkhuizen, die echter al op het dorp woont.

Claas Claasz. Huijsman wordt benoemd tot secretaris van de stede Schellinkhout, welke funktie hij tot zijn dood in 1719 vervult (zie 1693).

De "impost" wordt ingesteld: een belasting op begraven en trouwen. De hoogte is afhankelijk van het inkomen en bezit van de overledene of ouders. De bedragen zijn: nihil, f 3.-, f 6.-, f 15.- of   f 30,-. Deze belasting wordt ingesteld om rente en aflossingen te kunnen betalen van een aantal ten behoeve van de Negenjarige Oorlog aangegane geldleningen. Alvorens te mogen trouwen moeten bruid en bruidegom een bepaald bedrag aan impost in hun woonplaats betalen. Hetzelfde geldt als er een persoon moet worden begraven. Er zijn vijf klassen:
Personen met een ambtelijk inkomen van f 800,- of meer of een vermogen van meer dan f 12.000,- moeten f 30,- betalen. Hetzelfde geldt voor hun kinderen, voorzover zij nog niet over een eigen inkomen of vermogen beschikken.
Bij een ambtelijk inkomen van f 400,- tot f 800,- of een vermogen van f 6.000,- tot f 12.000,- bedraagt de impost f 15,-.
Voor een inkomen van f 200,- tot f 400,- of een vermogen van f 2.000,- tot f 6.000,- wordt f 6,- impost betaald.
Bij een inkomen van minder dan f 200,- of een vermogen lager dan f 2.000,- wordt de impost op f 3,- gesteld.
Onvermogenden, personen die de impost niet kunnen betalen, krijgen een acte "pro deo" of "voor de armen", waarmee kan worden getrouwd of begraven.
De registers waarin de impost wordt opgetekend, zijn voor Schellinkhout eerst vanaf 1709 bewaard gebleven.

Schipper Dirck Meester uit Schellinkhout vaart vanuit Riga naar Amsterdam, volgens de inschrijving in het Sont-tolregister. De Sont is de zeeëngte bij Kopenhagen waar tol moet worden betaald voor de doorvaart.


De kop van de inschrijving in het Sonttolregister van Dirck Meester.

De herberg aan de Laan heet "De Roode Moolen".

1695 ca.
De waagmeester heet Gerrit Groot en hij beheert ook allerlei belastingboeken. Hij licht een aantal mensen op door in de administratie te rommelen. Jacob Reijersz., Joris Pietersz. Pellikaan, Barent Jansz., grootschipper Dirk Meester en Reijer Willemsz. de Boer worden de dupe van de praktijken van Gerrit Groot.

1696
In het keurboek wordt de bepaling opgenomen, dat de molenaar van 1 september tot 4 november -de varkenstijd- met een wagen of een ander geschikt rijtuig tweemaal per week het dorp door moet rijden, of wat het noordend betreft, met een schuit langs de dorpsweg moet varen, om gerst op te halen. Met een ratel of ander instrument moet hij zijn komst aankondigen. Voor molenaar Jan Jansz. is de zin er dan af en hij verkoopt de meelmolen en het op het erf staande huis voor f 1975 aan Dirk Claasz. Laan. Laan treedt vermoedelijk niet zelf als molenaar op, maar verhuurt de molen aan Jan Klinkert, de schoolmeester.

Adriaan Sijms, de schoonzoon van de schout Jacob Groot, heeft voor 3600 gulden deelgenomen in een maatschappij tot het oprichten van een nieuwe handelskolonie aan de westkant van de Rio de los Amazones (de Amazonerivier) in Suriname. Het daartoe uitgeruste schip verongelukt echter en de deelnemers in de maatschappij zijn verplicht om opnieuw geld in te leggen om weer een schip te kunnen uitrusten. Adriaan Sijms voelt daar weinig voor. Door de belangrijkste aandeelhouder Johan Reeps uit Hoorn wordt Adriaan uiteindelijk na gerechtelijke stappen gesommeerd om aan zijn verplichting te voldoen.

Zeeman Claas Pietersz Steenhuis, die schipper is van 1690 tot en met 1711, combineert maritieme en agrarische bezigheden. Hij levert namelijk kaas aan particulieren (zie 1703).

1697
5 september: In de herberg "de Roode Moolen" zitten onder andere deurwaarder Ebbe Raven uit Hoorn en ene Cornelis Reijndertsz. van Schellinkhout. Ebbe slaat met een glas in het gezicht van Cornelis, waardoor deze gewond raakt aan zijn neus en lip. De chirurgijn Barent Jansz. Hauwert, die zich toevallig in de woning van de waard bevindt, behandelt de wond.

In oktober wordt er beslag gelegd op de koeien, kalveren en schapen van zeeman Claas Maartsz Groot op het moment dat hij "uitlandig" is. Claas heeft namelijk een achterstand in de betaling van de landhuur. Het arrest wordt een maand later opgeheven, vermoedelijk omdat hij de huur met behulp van zijn verdiende gage heeft kunnen betalen.

Ele Cornelisz verkoopt de herberg aan Jan Claasz Laan, die het pand "de Groene Laan" doopt. De vader van Ele, Claas Jansz Laan, is schipper op een schip met de naam "de Laan" (zie 1699).

1698
Akte van 28 mei: Jan Jacopsz. (ook wel Jacobsz.) Houtsager, oud-burgemeester, doet rekening van het landschot over de jaren 1688-1696. Burgemeesters en schepenen keuren de rekeningen goed.

Akte van 28 mei: Jan Jacopsz. (ook wel Jacobsz.) Houtsager, gaarder van de verpondingen, verklaart zich financieel aansprakelijk indien hij nalatig zal zijn bij de afdracht van verpondingsgelden. Verder belooft hij geen verponding te zullen vorderen over de buitendijkse landerijen zonder toestemming van de regeerders.

Als substituut-schout (plaatsvervangend: omdat de schout zelf niet altijd aanwezig kan zijn) treedt op Pieter Carbasius.

Cornelis Jacobsz. Mooijlieves verkoopt een huis met 13 roeden erf aan de dijk aan Gert Reijndertsz.
Pieter Sijmsz. beroept zich echter op zijn recht van "wederdrijven". Hij beroept zich op een nadere familieband (neef) en verklaart zich "met open buidel" bereid om de koopsom te voldoen. Op 23 januari wordt dit in de kerk afgekondigd in aanwezigheid van de schepenen Barent Jansz. Hauwert en Dirk Claasz. Laan.

Door de kerkmeesters wordt 650 gulden geleend van de armenvoogden "tot reparatie van de toren".

Schipper Claas Dirksz. Rob vaart met zijn schip "De Gerechtigheid" de route Amsterdam - Setubal - Kopenhagen - Amsterdam. Deze Claas is schipper op dit schip van 1698 - 1702.

1699
Jan Claasz. Laan is eigenaar van de herberg aan de dijk. Op 9 november verkoopt hij een huis met 25 roeden erf aan Cornelis Remmentsz, die varensgezel is geweest, voor 200 gulden. Dit perceel grenst in het westen aan de zeedijk en in het oosten aan het erf van Jan Pietersz. Smit. Dat het hier duidelijk om de herberg gaat, blijkt uit twee feiten. Op 15 november verkoopt Jan Claasz. Laan de schuldbekentenis, die hij van Cornelis Remmentsz. heeft ontvangen, weer aan zijn broer Dirk Claasz. Laan en Jacob Jansz. Groot, waarbij wordt vermeld dat het huis de Groene Laan is genaamd. In ditzelfde jaar wordt door de gerechtsbode van Schellinkhout, met toestemming van de schout, Pieter Stoel uit Hoorn gearresteerd in "de herberg tot Schellinkhout daer de groene laen uithangt". Dit laatste wil zeggen dat er een uithangbord aan de gevel hangt met de naam van de herberg. Of deze herberg dezelfde is als de "De Roode Moolen" (zie 1697) is niet duidelijk.

Jacob Cornelisz Oomjannes (in 1694 nog hoogbootsman en in 1696 en 1697 kok) krijgt een uitkering van de diakonie (armenzorg). In 1698 heeft de vroedschap al besloten om zijn huis te verkopen, omdat hij het niet meer kan onderhouden. Als Jacob in 1700 overlijdt wordt de bedeling aan zijn weduwe voortgezet. Zij krijgt bijvoorbeeld geld om zoon Adam "ter zee" uit te rusten.

1699 -1715
Mr. Barent Jansz. Hauwert wordt om het jaar tot burgemeester gekozen.

1700
Er heerst weer eens een muizenplaag (zie 1670, 1678 en 1681).

 
De koperen doopboog in de kerk en een detail ervan.
Een foto van de koperen doopboog, die schipper Volckert Cornelisz Pijnappel omstreeks 1700 aan de gereformeerde kerk van Schellinkhout schenkt, mogelijk uit dankbaarheid voor zijn behouden terugkeer uit Noordafrikaanse gevangenschap, nadat zijn schip is gekaapt. Zijn initialen V P staan bij een afbeelding van een pijnappel (ananas).
(zie 1681-1720: nr. 105 en acte 1690).

___________________

naar begin van deze pagina
naar de eerstvolgende periode
terug naar de basispagina (home)

 G. Kazimier.

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op (maand / dag / jaar / tijdstip) :